Redactioneel

Voorkruipzorg, euthanasie bij dementerende mensen, wachtlijsten, eenzame opsluiting, marktwerking, Zweedse band, privéklinieken, pyamadagen: in kranten en op televisie hoor je veel over de zorg. En zonder uitzondering gaat het steeds om zaken die verontwaardiging wekken. Journalisten en programmamakers onthullen wat er misgaat in de zorg. Het is een kritische noot bij onze samenleving en daaraan wil Michsjol niks afdoen, maar toch gaat het niet op deze kwesties in. Michsjol belicht in dit nummer de zorg onder het opzicht van relaties.

Als je aangewezen raakt op zorg, veranderen de relaties in je leven: met je partner, je ouders, je vrienden, maar ook je zelfbeeld verandert. En er komen nieuwe relaties bij: met de dokter, de huishoudelijke hulp, de mensen achter het loket. Bovendien, niet alleen de zorgvrager is in het geding, maar ook de zorgverlener. Iemand die werkt in de zorg heeft op één dag met talloze mensen contact. Ook dat zijn relaties. Wat is de aard van de relatie die zorggevers en zorgontvangers met elkaar hebben? Naar het antwoord op deze vraag was de redactie van Michsjol benieuwd en met die vraag heeft zij auteurs benaderd.

Het resultaat van hun overwegingen leest u in dit nummer. Het biedt een bont palet aan antwoorden. Wout Huizing staat stil bij de eigen aard van de professionele zorgrelatie. Piet van Kalmthout geeft ingrediënten van een recept voor goede zorg. Dominiek Lootens vraagt aandacht voor de eigen kleur van de laatste levensfase. Annemarieke van der Woude bespreekt in een recensieartikel twee onlangs verschenen boeken over zorg: "Iemand zien staan" van Annelies van Heijst en: "Van levenskunst tot stervenskunst" van Carlo Leget. Jan Hassink en Marjolein Elings schrijven over veiligheid en verbondenheid die mensen ervaren op een zorgboerderij. Door Brouns-Wewerinke brengt onder woorden wat het verlenen van zorg aan de Trappistinnen voor haar betekent. Hugo van der Meer beschrijft hoe hij de waarde heeft leren kennen van het omgaan met dementerende mensen, eerst als zoon van zijn vader, later als vrijwilliger in een verpleeghuis. Ans Metz analyseert twee relaties die zich bevinden op het snijvlak van zorg en vriendschap. Het nummer besluit met een drietal bijdragen over relaties rond een sterfbed. Arthur Polspoel wijst op het belang van een zorgvuldige communicatie. Tjeu van Knippenberg beschrijft het proces van sterven in relatie tot de Eeuwige. Margaret de Groot-Vlasveld tenslotte maakt duidelijk, aan de hand van een ervaring uit de praktijk, wat de betekenis kan zijn van symbolen en rituelen voor iemand die stervende is.

Het beeld van zorg dat naar voren komt in deze artikelen lijkt niet op wat de media ons laten zien over verpleeghuis en ziekenhuis, de wachtkamer van de specialist en de thuiszorg. De auteurs sluiten niet hun ogen voor de missers en de fouten, de onhandigheden en de tekorten in de zorg, maar blijkbaar is er iets anders dat zwaarder weegt. Dat andere is de relatie die zorggever en zorgontvanger met elkaar aangaan. "Relatie," zegt van Dale, "is de betrekking van een persoon tot een andere." Het geheim van zorg die als goed wordt ervaren, schuilt in de ene mens die zich verhoudt tot de ander. Het themanummer van Michsjol over Zorg & relaties doet van dat inzicht verslag.