De verloren zoon

Uitdaging1

Als jood zou ik mij normaal gesproken nooit druk maken om religieuze teksten van andere godsdiensten van commentaar te voorzien. Toch is mij dat overkomen met het Nieuwe Testament van de christenen. Voor hen zijn die verhalen de inspiratie voor morele en ethische handelingen. Ik zou daar om meerdere redenen uit mezelf niet aan beginnen. In de eerste plaats zou ik het niet aandurven, omdat het arrogant van mezelf zou zijn om te denken dat ik mezelf zou kunnen verplaatsen binnen de matrix van het geloofssysteem van iemand anders. De heilige verhalen spelen slechts een gedeeltelijke rol om het geloof, waaraan ze zijn toevertrouwd, te grondvesten. Ze zijn onderdeel van een groter netwerk, dat hun geloofservaringen ondersteunt: de familie, de gemeenschap, de geschiedenis. Het lukt mij maar net om de ingewikkeldheid van mijn eigen, joodse referentiekader te onderzoeken, waarop mijn geloof is gebouwd: mijn eigen familie-ervaringen en mijn gemeentelijke en historische ervaringen. Ik leef niet in de gemeentelijke context van de christelijke liturgie, praktijk en theologie en dat zijn onmisbare hulpmiddelen om de betekenis van iemands verhouding tot zijn heilige teksten op het spoor te komen. Verder bezit ik niet de technische taalvaardigheden, ik beheers noch het Grieks, noch het Latijn; dat betekent heel concreet dat mijn toegang tot de christelijke teksten altijd via vertalingen loopt, hoofdzakelijk via Engelse vertalingen. Dat vormt een aanzienlijk nadeel om de subtiele, taalkundige nuances in het oog te krijgen. Het zijn die nuances, die zo'n belangrijke rol kunnen spelen om werkelijk bij de boodschap van een tekst, van een gelijkenis, van een verhaal of van een preek te komen.

Naïeve lezing

Ondanks al deze bezwaren, heeft een geestelijke, die een goede vriend van me is, mij hierom gevraagd. Alhoewel hij van geloof met mij verschilt, hij is christen, toch deelt hij met mij de psychologische houding om met kritische humor naar je eigen traditie te kunnen kijken. Verder wordt hij oprecht uitgedaagd door de inzichten van een buitenstaander, zeker van een Joodse theoloog, in dit geval van mij. Mijn inzichten ervaren hij en zijn collega's als belangrijk onderricht in hun traditie, ja, zeggen ze, als baanbrekende inzichten. Dit is mijn ervaring van de laatste jaren, waarin ik godsdienstig onderricht heb gegeven aan christelijke predikanten. Het onderricht bestond niet alleen om hun te leren hoe joden de Tenach uitleggen, maar ook om als buitenstaander, een joodse buitenstaander, commentaar te geven op hun selecties van het Nieuwe Testament volgens hun preekrooster. Op deze manier ben ik meer vertrouwd geraakt, in ieder geval op een oppervlakkig niveau, met de synoptische evangeliën. Ik heb hun duidelijk gemaakt, voordat ik eraan begon, dat ik geen nieuwtestamenticus ben en dat ik zelfs weinig op heb met de nieuwtestamentische canon. Op zijn best zou ik een "naïeve" lezer van hun heilige teksten zijn en "naïeve" vragen stellen. Ik kan alleen mezelf zijn en eerlijk mijn gezichtspunten verwoorden, zonder dat het nodig moet zijn om mijn kritische opmerkingen diplomatiek in te kleden. Een aantal dingen zijn van belang geweest. Allereerst de positieve studiesfeer en de warme, respectvolle verhoudingen die we door de jaren heen hebben opgebouwd, daarnaast het werken in een yeshiva-achtige chavroeta (studiepartner) atmosfeer. Zo werd het voor ons mogelijk samen te werken zonder dat er iemand is afgehaakt. Dit feit alleen al zegt veel over hoever we zijn gekomen om als predikanten en rabbi's gezamenlijk onze godsdienstige teksten kritisch te kunnen bestuderen en om de wederzijdse verrijking van deze ervaring te genieten. Graag maak ik een opmerking in de marge. Zo'n oefening, om je open te stellen voor de "naïeve" kanttekeningen van een buitenstaander bij jouw geliefde teksten, lijkt me een goede ervaring voor alle gelovigen. Ze zullen zich er zo van bewust worden hoeveel van hun positieve verstaan een functie is van hun a priori verbondenheid aan de opbeurende kwaliteit van de tekst onafhankelijk van wat er feitelijk in de tekst voorhanden is. Mijn kameraad heeft me aangemoedigd om hetzelfde te doen in de vorm van een artikel. Als ik daarop bevestigend antwoord, doe ik dat met dezelfde afspraak: ik ben geen nieuwtestamenticus en ik sta mezelf alle ruimte toe, die mijn "eerlijke" reaktie oproept. In 't bijzonder vroeg hij mij om commentaar te geven op de beroemde gelijkenis van de Verloren Zoon (Lukas 15:11-32). Deze gelijkenis straalt voor christenen de hoogste vorm van geestelijk inzicht uit en vertegenwoordigt doorbraak-theologie.

Eerste lezing

Hoe wonderlijk is bij eerste lezing de boodschap van deze gelijkenis: onvoorwaardelijk aanvaardt de vader de verloren zoon die naar huis terugkeert. God wil altijd de terugkerende zondaar aanvaarden, opdat niemand hoeft te ervaren dat zijn leven een mislukking is, dat niet verlost kan worden. Het herinnert mij aan een zeer bekende Joodse lering van Rabbi Abbahu: "op de plaats waar de boetelingen staan, kunnen zelfs de volmaakte rechtvaardigen niet staan. Maimonides (12de eeuw in Spanje) verklaart de gedachtegang hierachter: "het niveau van de boetelingen is hoger dan dat van hen die nooit hebben gezondigd, omdat zij hun neigingen veel sterker moeten onderdrukken"2. In deze zelfde geest is de verloren en afwijkende zoon uit het Lukas evangelie naar huis teruggekeerd. Hij heeft tesjoeva (omkeer) gedaan en wordt door de vader verwelkomd met een groot feest, wat hij nog nooit had aangericht voor zijn altijd trouwe en nooit afwijkende, rechtvaardige zoon. "Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar, die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen inkeer nodig hebben... er heerst vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt" (Lukas 15:7,10). Het is nooit te laat, zelfs voor de ergste zondaar. De vader staat altijd klaar om hem te ontvangen. Opnieuw Maimonides: "Wie terugkeert van zijn boosheid en als berouwvolle zondaar sterft, die behoort tot de Toekomende Wereld, want tegen berouw is niets bestand.... ook al zijn ze weerspannig en slechts in het verborgen teruggekeerd en niet in het openbaar, hun boetvaardigheid wordt aanvaard"3. In feite is het zo, hoe verder hij van huis ronddoolt, des te roemvoller is de ontvangst, want de vader vergeeft alles en heeft altijd lief. Dit lijkt het kernpunt van de gelijkenis te zijn. Het is duidelijk waarom mensen zo worden aangesproken door deze boodschap. Hoe aan lager wal ze ook geraakt zijn in hun leven, ze worden aangespoord om niet te geloven dat ze een hopeloos geval zijn. In een wereld met zoveel hopeloosheid is dit ontegenzeggelijk een fantastische boodschap om te horen, een boodschap die zelfs enkele verloren zonen thuis kan brengen.

Terugkeer

Maar laten we eens van wat dichterbij, op een "naïeve" manier kijken naar de gelijkenis van Lukas. Wat is in het verhaal van de gelijkenis de reden dat de jongere zoon naar de vader terugkeert? Heeft hij werkelijk berouw over zijn fouten, zijn ondankbaarheid jegens zijn vader, om maar niet te spreken van zijn losbandige manier van leven? Ons wordt verteld dat hij - na zijn deel van de erfenis, waar hij van te voren om had gevraagd (v.12-13), verkwist te hebben - zware hongersnood moest ervaren en slechts zeer ondergeschikt werk als varkenshoeder kon vinden (v.14-15). Klaarblijkelijk werd hij zo slecht betaald dat hij het zich zelfs niet kon veroorloven om het minderwaardigste voedsel te kopen, schillen van varkens, waarmee hij tevreden zou zijn geweest, als men hem die keuze had gegeven (v.16). "Toen kwam hij tot zichzelf" wordt ons verteld (v.17). De werknemers van zijn vader eten "al het voedsel wat ze maar willen en zelfs meer" terwijl hij volgens zijn eigen woorden "sterft van de honger" (slot v.17). Daarom besluit hij deze plaats te verlaten en naar zijn vader te gaan en te zeggen :"Vader, ik heb gezondigd....ik verdien het niet meer uw zoon te heten; behandel mij als één van uw dagloners!" (v.18-19). Ik vraag de lezer: is dit oprechte tesjoeva? Of is dit een verdergaande uitbuiting van de vader ontstaan uit persoonlijke nood en wanhoop? Wat we niet horen, is dat hij beseft dat hij zijn vader onrecht heeft aangedaan door hem te verlaten, of dat zijn leven verworden is omdat hij een "leven van overdaad" (v.13) heeft geleefd. Het is veeleer alleen het hardvochtige en schrandere, ja zelfs cynische inzicht, dat zijn vader nog meer goederen heeft, die hij kan gebruiken om zijn levensstijl voort te zetten zonder de gevolgen te hoeven dragen van de slechte keuzes die hij heeft gemaakt. Zijn spel van spijt en zelf-kleinering- "ik verdien het niet langer om uw zoon te heten"- is louter en alleen een psychologische tactiek om zijn vader over te halen hem weer terug te nemen. Hij kent zijn vaders zwakheid en buit die ten volle uit. Hij weet donders goed dat eenmaal thuis hij in staat zal zijn om in te spelen op de gevoelens van een vader die zijn zoon onvoorwaardelijk liefheeft, zoals het maar al te vaak het lot is (zwakte of kracht) van ouders om te doen. Profiteren van deze zwakheid is een list, die bekend was aan de Chazzal - de Thora-geleerden, de zogenoemde "farizeese" wijzen. Als Ezau bijvoorbeeld de gunst van zijn vader Izaak wil winnen, wordt hij in de midrasj4 afgeschilderd, alsof hij met zijn vragen voorwendt het beeld van een vrome heilige te scheppen. In werkelijkheid is het een masker van fatsoenlijkheid om zijn vaders gunst te winnen. In zijn commentaar op het vers "En Ezau was ervaren in de jacht, een man van het veld" (Gen. 25:27) zegt R.Abbahu: Ezau was een vallen zetter en een man van het veld, vallen zetten (d.w.z. bedriegen) thuis en vallen zetten in het veld. 'Vallen zetten thuis' door te vragen 'Hoe hef je tienden op zout?' en in het veld door te vragen 'Hoe hef je tienden op stro?'. Iedere schooljongen weet dat je geen tienden heft op zout noch op stro5. Maar Ezaus tactiek was om bij Izaak in de gunst te vallen onder een voorwendsel van vroomheid. En Izaak was blind, dus hij viel ervoor, in ieder geval in het begin. Beste lezer, wilt u er alstublieft rekening mee houden, dat we de rabbijnse, midrasj-benadering van Ezau verhelderen en niet de benadering van de onopgesmukte, Bijbelse tekst. De gelijkenis van Lukas is ook een midrasj. En raak alstublieft ook niet op een zijspoor door de misleiding van Jakob. Dat is een ander verhaal.

Verandering van perspectief

Nu kijken we naar de gelijkenis vanuit het perspectief van de vader. Hij is ontzettend bewogen louter door het feit van de thuiskomst. Hij beleeft dit zeer dramatisch als een terugkeer naar het leven uit de dood (Luk.15:23). Hij is bewogen door medelijden, of zijn zoon nu ook werkelijk tesjoeva doet of niet; hij kust hem al voordat zijn zoon de gelegenheid heeft om zijn zonden te "belijden" (v.20-21). Alleen de oudere broer doorziet het bedrog van zijn jongere broer. Volgens mij is hij er terecht verontwaardigd over dat zijn vader nooit zijn voortdurende trouw en volharding heeft gevierd, terwijl voor de emotionele kick van het zien van zijn jongste zoon, op wie hij zijn vaderlijke illusie van waarachtig berouw projecteert - "hij was dood en is tot leven gekomen, hij was verloren en is gevonden" (v.32) - organiseert hij het feest van de eeuw. Volgens Lukas doorziet de oudere broer duidelijk de sluwe streken van de jongere - "hij komt terug na uw bezit te hebben opgemaakt- hij en zijn lichtzinnige vrouwen" - en is hij terecht verbolgen dat de vader dit bedrog met huid en haar slikt. De oudere broer wordt niet echt opgebeurd wanneer de vader hem verzekert "mijn zoon, jij bent altijd bij mij en alles wat ik heb is van jou" (v.31). Hij hoeft het niet te aanvaarden, dat "we feest moesten vieren en vrolijk zijn" vanwege de terugkeer van de sluwe, jonge broer. Maar van de andere kant geldt, een broer is geen vader.

Geen oprecht berouw

De kern van mijn kritiek is dat de jongere broer geen berouw heeft over zijn daden, daarom verdient hij de onvoorwaardelijke liefde, de genade, die in deze gelijkenis wordt gevierd, niet. Het jodendom weet heus wel wat over onvoorwaardelijke en onbegrensde liefde (Hosea 14:5 en Jer. 31:3), toch is zelfs onvoorwaardelijke liefde nog niet werkelijk onvoorwaardelijk. Wanneer we zeggen dat God is "El rachoem vechanoen - barmhartig en genadig"(Ex.34:6)6 dan bedoelen we niet dat God, hoe dan ook, vergeeft. Hij vergeeft hen, die tesjoeva doen. Zij hoeven niet de volledige gevolgen van hun wandaden te ondergaan. Hij aanvaardt tesjoeva en een symbolische of zelfs verminderde straf in plaats van de straf waar de wandaad feitelijk om vraagt. Dat Hij ons de schuld van onze wandaden vergeeft wanneer we tesjoeva doen ondanks de mogelijke, enorme omvang van de overtreding, dat is de substantie van Zijn barmhartigheid en genade. Dat we ontvangen wat we niet verdienen (barmhartigheid en vergeving), in plaats van wat we verdienden als gerechtigheid het enige criterium voor onze verhouding met God zou zijn, dat is het wezen van Zijn medelijden en genade. Dit is de wezenlijke boodschap van de Jona-episode met de bevolking van Nineve. Ja, het goddelijke besluit werd herroepen. Maar alleen omdat ze tesjoeva deden. Onze verloren zoon uit het Lukas evangelie hoeft kennelijk geen echte tesjoeva te doen; hij hoeft alleen maar de indruk te wekken dat hij tesjoeva doet en de vader overstelpt hem met zijn sentimentele liefde. Dit soort vader, het toegefelijke type, maakt de inspanningen van de waarachtig gelovige belachelijk. Geen wonder dat zij zich vernederd voelen, zoals de oudere broer zich voelt.

Sentimentele liefde

Nu vraag ik u, is dit een aardig verhaal om aan je kinderen te vertellen? Ik vind van niet! Het benadrukt de prioriteit van "sentimentele" liefde boven "stevige" liefde (tough love). Sentimentele (of slordige) liefde aanvaardt iedere belediging en iedere overtreding zolang het kind thuis is; stevige liefde (tough love) vraagt het kind om op te groeien en een "Mensch" te zijn (Spreuken 13:24). Sentimentele liefde infantiliseert; stevige liefde leidt naar de volwassenheid. Natuurlijk, wat we tot nu toe geanalyseerd hebben is alleen een gelijkenis, in het Hebreeuws een masjal. Wat is de nimsjal (de moraal), de werkelijkheid waar deze gelijkenis op doelt en waartoe hij de gelovige nodigt om over na te denken? Naar mijn mening is de jongere zoon de jongere godsdienst, het christendom, terwijl de oudere zoon de oudere godsdienst is, het rabbijnse of farizeese jodendom, zoals het in de eerste eeuw werd verstaan door mensen als Lukas. De heidenen die terugkeerden naar de "vader" (de Vader) na hun losbandigheid (hun heidendom), zijn een reden om feest te vieren. Anders dan de overige evangelisten erkent Lukas met respect de resultaten van de verdergaande joods, rabbijnse godsdienst en zijn voortgaande waarde voor God: "mijn zoon, je bent altijd bij mij en alles wat ik heb is van jou" (Luk. 15:31). Peter Tomson wijst hierop in zijn analyse van Lukas en hij vestigt de aandacht op diens zienswijze van de "positieve betekenis van de wet, het genuanceerde beeld van de Farizeeën en de respectvolle co-existentie van joden en niet-joden7.

Dabru Emet

In de regel gaan de verloren zonen die terugkeren naar de vader, gewoon door met hun leven als heidenen, zelfs nadat zij schijnbaar het gewaad van de Thora hebben aangedaan. Dit is terecht opgemerkt door de rabbijnse waarneming. De eeuwen van christelijk gedrag, die zijn gevolgd op zijn opgang tot de macht, zijn een getuigenis voor de juistheid van de rabbijnse zienswijze. Dit lijkt mij onbetwistbaar. De oudere broer zag door het masker dat de jongere broer droeg, schijnheilige vroomheid. Natuurlijk hield de jongere broer er niet van dat zijn vermomming doorzien werd en daarom oefende hij bij de eerste de beste gelegenheid zijn macht uit om die oudere broer te mishandelen, een mishandeling die 1800 jaar voortduurde. De tekst van Lukas is een polemiek van de eerste orde, welke probeert voorrang te geven aan de nieuwe, opkomende christelijke visie van sentimentele liefde boven de oudere, rabbijnse visie van stevige liefde. Joden, op zijn minst sommigen van ons, zijn erkentelijk, dat na al deze jaren de "jongere broer" eindelijk serieuze pogingen doet om naar huis terug te keren op een manier, die past bij een zoon met echt respect voor zijn vader en voor zijn oudere broer. Het getuigenis van het Dabru Emet manifest, "Een Joodse Verklaring over de Christenen en het Christendom"8 en zijn uitwerking in het boek Christianity in Jewish Terms9 tonen aan dat daar waar inspanningen gedaan worden van echte tesjoeva, nieuwe openingen voor dialoog mogelijk worden. Toch zal dit alles onze ogen niet verblinden voor de blijvende gevaren die de polemische teksten van het christelijke Nieuwe Testament vormen. Er is werk aan de winkel voor goedbedoelende christenen om deze teksten theologisch te neutraliseren, om ze zo te zeggen te ontwapenen, hermeneutisch of anderszins, op zo'n wijze dat ze niet langer een bedreiging vormen voor joden en andere niet-christenen. Het zal de moeite waard zijn om te zien hoe geraffineerde en goedbedoelende christelijke theologen hun weg zullen gaan door hun heilige teksten om polemische en echte liefdevolle teksten te identificeren en te onderscheiden. Dit is een taak waaraan enkele generaties christenen de handen vol zullen hebben.

Made in Israel

Niemand heeft een alleenrecht op God. Wanneer ik christenen soms hoor zeggen dat Jezus hen bekend heeft gemaakt met "de God van Israël," dan deins ik terug. Het is niet de God van Israël, maar van de wereld, van de schepping. Israël vereert deze, éne en enige God, maar is niet Zijn bewaker. Natuurlijk zijn er Bijbelse uitdrukkingen als "Ik zal uw God zijn" en "jullie zullen Mijn volk zijn". Deze uitspraken moeten we verstaan in een op het gevoel werkzame betekenis van intimiteit, niet van exclusief bezit. Bij de Folkertsma Stichting voor Talmudica organiseren we een project voor een "rabbijns," of Talmoedisch, commentaar op het Nieuwe Testament. Hierbij wordt vooropgesteld dat Jezus een jood was en helemaal vanuit een joodse context sprak. Te lang is dit door christelijke theologen onderdrukt en daardoor kregen Jezus' prediking en onderwijs een verwrongen uitleg, die leidde tot afschrikwekkende gevolgen. Geleerde, christelijke Talmoedisten zullen de eerste commentatoren zijn in dit project, waarin ze gesteund worden door joodse collega's. We hopen dat dit een stap zal zijn in het rechtzetten van zoveel misverstand en de deur zal openen naar een zuiverder inzicht in wat het christendom voor miljarden mensen zo fascinerend en overtuigend heeft gemaakt in de laatste twee millenia. Eén van mijn leraren legde eens met veel gevoel voor humor uit dat hiervoor rekenschap gegeven kan worden onder het label "made in Israel". Het is mijn hoop dat door het leren en door de erkenning dat jodendom en christendom twee heel verschillende, geestelijke paden naar dezelfde Godheid zijn, we de eeuwen van vervreemding zullen overbruggen, zodat de oude en de jonge broer in staat zullen zijn samen het feest te vieren, dat bij hen beiden past en dat nachas10 zal geven aan de Vader, die de vader van iedereen is (Maleachi 2:10).

Citaten

  • Deze gelijkenis straalt voor christenen de hoogste vorm van geestelijk inzicht uit.
  • In een wereld met zoveel hopeloosheid is dit ontegenzeggelijk een fantastische boodschap om te horen.
  • Ik vraag de lezer: is dit oprechte tesjoeva?
  • Dit soort vader, het toegefelijke type, maakt de inspanningen van de waarachtig gelovige belachelijk.

Noten

  1. Uit het Engels vertaald door Simon Bronkhorst
  2. Talmoed Berachot 34b; Maimonides' Mishna Torah, Hilchot Teshuva - De regels van Boete en Berouw - 7:4.
  3. Maimonides, op cit III:14; Talmoed Sanhedrin 103a.
  4. Genesis Rabba 63:10, Soncino vertaling blz. 566.
  5. Mishna Maaseroth-Tithes 1:10.
  6. Ook Jona 4:2; Nehemia 9:1; II Kron.30:9.
  7. "Als dit uit de hemel is...," Folkertsma Stichting, Hilversum, 1997, blz. 217.
  8. Verkrijgbaar bij het OJEC.
  9. Westview Press, Boulder Colorado, 2002.
  10. "terminus technicus" in het Jiddisch voor vreugde, diepe voldoening.

 


Zie ook: