Redactioneel

Die het weten
spreken niet,
die spreken
weten het niet.

(Lao Tse van Slauerhoff)

We leven in een lawaaicultuur. Een lawaaicultuur die bovendien een cultuur is van snel en van veel. Een cultuur waarin weinig tijd is om bij de dingen stil te staan, niet veel ruimte wordt gelaten om te zwijgen. Stilte schept ruimte voor betekenis. 'Als je wilt dat God spreekt, moet je stil zijn', zo citeert Jan Nauta in dit nummer de mysticus Tauler. Maar als God zich in zwijgen hult, kan de stilte een beklemmende leegte worden.

Veel mensen lijken de behoefte te hebben om op gezette tijden stil te zijn, een pauze in te lassen. Menigeen gaat op retraite of doet een cursus meditatie. Kerkdiensten à la Taizé, waarin de stilte ruim baan krijgt, worden erg goed bezocht. Slachtoffers van rampen worden herdacht in stille minuten. Op zinloos geweld wordt geantwoord met een stille tocht. Tijdens een stiltewandeling kan het geluid van de stilte worden beluisterd. En om de stilte te proeven, kunnen we ons laven aan 'Neerlands enige trappist'. De redactie van het nieuwe mindstyle magazine Happinez zag en begreep: het eerste nummer ging over stilte. Aan stilte is behoefte. Stilte heeft marktwaarde. De redactie van dit nummer zag en aarzelde: wat is eigenlijk stilte? Wat is haar plaats, wat haar betekenis?

In dit themanummer buigen acht scribenten zich over de vraag naar de plaats, de betekenis en de moeilijkheid van stilte. Als het daarbij ergens over gaat, dan over de ambivalenties van de stilte. Stilte is niet zo gemakkelijk verkrijgbaar als in het alternatieve circuit soms wordt gesuggereerd. Er is ook zoiets als de weerbarstigheid van de stilte en de discipline die nodig is om de stilte te vinden. Stilte kan je aanvliegen. Er zijn situaties waarin zwijgen een onmogelijkheid is en stilte de dood betekent. Maar ook momenten dat stilte noodzakelijk is omdat woorden te kort schieten, te banaal zijn. Waarin de stilte voller is dan een pen kan beschrijven. Dat ervoer de filosoof Sören Kierkegaard. Hij schrijft erover in zijn dagboek (hij schrijft over zichzelf als 'hij'):

"Naarmate zijn gebed dieper en inniger werd, ontdekte hij dat hij eigenlijk niets meer te zeggen had. En dus werd hij stil. Vanzelf. Hij werd heel stil. Hij dacht toen: de diepste vorm van bidden is stilte. Zwijgen. Maar midden in die stilte: luisteren. Wakker zijn. Aandacht hebben voor alles. Voor de stilte. Voor wat er in hem opkomt. Voor wat we proberen weg te houden. Wat we overschreeuwen.

Ik schrijf maar. Ik formuleer maar. Het ene woord komt na het andere. Maar midden in dat schrijven ontdek ik een stilte die nog dieper is dan de grote stilte die er is als ik mijn mond houd. Dat is het grote zwijgen. En naarmate ik meer schrijf bots ik er op dat ik het niet gezegd kan krijgen. Nooit."

De paradox van het schrijven over stilte. Onmogelijk en ontroerend roerloos dichtbij tegelijk.

Deze paradox is het geheim, waar de eerste drie artikelen van dit nummer omheen cirkelen. Alle drie gaan ze over de 'georganiseerde', religieuze stilte. De stilte van het klooster, van meditatie en van het gebed. Deze stilte is niet onproblematisch, zo blijkt uit de zoektocht van de norbertijn Frank Kazenbroot. Stilte is voor hem in de eerste plaats leegte en het heilzame is, dat hij ervan leert dat God niet te grijpen is. Toch meent hij uiteindelijk dat stilte noodzakelijk is, al is het alleen maar om God God te laten zijn.

Ton Zondervan vertelt hoe weldadig en hoe verrassend het voor jongeren is te verblijven op een plaats waar je ervaart, dat verstilling organisch is ingebouwd in het alledaagse leven. Ze komen erdoor in aanraking met amper ontdekte dimensies van zichzelf, van hun contacten met anderen en van het leven in het algemeen. Hij beschrijft hoe dat praktisch in zijn werk gaat en betoogt vervolgens dat meditatie in het huidige tijdsgewricht belangrijk is voor de religieuze initiatie van jongeren.

Nauta spreekt van een oprecht verlangen bij velen in onze cultuur naar een leven waarin God herkenbaar wordt, een bestaan waarin, zo men wil, God 'spreekt'. De stilte is daarvoor essentieel en wie zijn dan betere gidsen dan de woestijnvaders uit de derde en vierde eeuw. Zij zijn de pioniers in het christendom als het gaat om het zoeken naar stilte, en het diep doorleefd ervaren ervan. De uitspraken die hij van deze 'vaders' citeert, zijn ongelooflijk, verrassend, nuchter. Ze zijn niet wereldvreemd, deze woestijnvaders, integendeel: ze verwoorden een tegencultuur die spreekt tot op vandaag.

Javascript gaat over de stilte van het vergeten en onze correspondent in Jakarta zet ons weer met beide benen op de grond alvorens we de ijle hoogten van de poëtische stilte betreden. Toch wordt juist in die bijdragen de stilte fundamenteel geproblematiseerd.

Hans Groenewegen opent de rij met een bespreking van een aantal gedichten van de joodse dichteres en Nobelprijswinnares Nelly Sachs. Van meet af aan wordt duidelijk dat stilte voor haar, na de onbeschrijflijke verschrikkingen van de Holocaust, een onmogelijkheid is. Dat zou pas echt de horror vacui zijn, de stilte die leeg is, zonder God. 'De mens is tot leven gewekt om te luisteren. Niet-luisteren, niets-horen - stilte, afwezigheid van geluid is equivalent aan de dood.' Nelly Sachs hoort de geluiden van vogelliederen en gesprekken van lijdende kinderen als de klank van de bron van de levende God.

Ook Derk Stegeman spreekt van de afgrond van de stilte in zijn bespreking van wat hij noemt de 'psalm' Al-afwezige van Marjoleine de Vos. Hij verwoordt hoezeer wij gestild willen worden in ons verlangen naar recht, naar het spreken van God. 'Bij dag roep ik, mijn God - gij blijft zwijgen, bij nacht - en ik word niet gestild.' Voor de postreligieuze mens is de hoop gelegen in het desalniettemin blijven spreken, stamelen, roepen, zingen.

De bijdragen over poëzie worden afgesloten met de wonderlijk herkenbare schemertoestand van de ochtend, waarin realiteit en droom nog dooreen lopen. Stephan van Erp bespreekt het gedicht Ontwaken van Kees Ouwens. 'Een ruis die nog even roes is', noemt van Erp deze gewaarwording van een stilte die geen stilte is. 'Maar de herkenning gaat door de vervreemding van de slaperigheid heen: het overgaan in een totaal andere situatie, van het donker naar het licht en van de stilte van de slaap naar de beroering van het leven. De dichter schudt ons wakker.'

In de column Stilleven uit Straatsburg blijkt de echte horror vacui niet te liggen in de stilte en het niets doen, maar juist in de bezetting van de leegte met allerlei voorgeprogrammeerde verwen-jezelf-pakketten.

Dit themanummer wordt besloten met twee berichten uit de praktijk. De psycho-analyticus Harry Stroeken laat zien hoe woorden pas betekenis krijgen als zij omlijst zijn door stilte. Het juiste woord op het juiste moment en het zwijgen dat de ander de ruimte laat, is de kern van de taak van de psychoanalyticus. Dán kan spreken mensen veranderen.

Dit nummer eindigt in het verpleeghuis, waar stilte vaak synoniem blijkt voor isolement en er door de dominee vaak teveel gezegd is. Toch ontbreekt de kwinkslag niet in de wederwaardigheden van de ouderdom in het bericht van Bart Vijfvinkel: 'Mevrouw Janssen stopt gebaksvorkjes in haar oren om aan te geven dat ze de herrie beu is en vertrouwt me toe dat het hier wel een gekkenhuis lijkt.'

Stilte!