Redactioneel
Het christelijk denken over Israël is de laatste decennia enorm veranderd. Niet alleen raakte de theologie steeds meer doordrongen van de noodzaak om de geschriften over Jezus vanuit joods perspectief te verstaan, ook is zij zich sterk bewust geworden van de slagschaduw van de Shoah die over haar heen hangt. Het inzicht in het joodse karakter van de nieuwtestamentische geschriften en de geschiedenis van vervolging en vernietiging hebben voor grote gevolgen voor de theologie. Dat wordt bijna nergens zo duidelijk als in het oeuvre van de Berlijnse theoloog Friedrich-Wilhelm Marquardt. Rondom enkele van de prangende kwesties die uit diens werk opdoemen, cirkelde de thematiek van een studieweekend van Michsjol dat begin april van dit jaar werd gehouden.
Toch nog vrij onverwachts overleed Friedrich-Wilhelm Marquardt korte tijd later, op 25 mei 2002. Moge zijn gedachtenis ons tot zegen zijn! Nu wij hier enkele vruchten van het studieweekend bundelen en aanbieden, gedenken wij deze Berlijnse theoloog die de moed had zich te schamen en die schaamte theologisch te laten spreken. Die de moed had zijn theologisch thuis te verlaten en in den vreemde te gaan: luisterend in de leer bij het jodendom. Zo heeft hij gesproken en geschreven: zoekend en tastend, dichterlijk en experimenteel. Zo ontstonden zijn artikelen, boeken en de zevenarmige dogmatiek, waarvan hij zelf twijfelde of het wel een 'dogmatiek' heten kon. Wat hier over zijn werk en naar aanleiding daarvan wordt aangeboden, is met hem in een doorgaand gesprek verwikkeld. En zo moet het ook zijn.
Het gesprek wordt in dit nummer daarom geopend door Marquardts opvolger aan de Freie Universität van Berlijn, Michael Weinrich. Opgenomen is de preek die door Weinrich werd gehouden in de gedachtenisdienst op zondag 2 juni 2002, de dag na Marquardts begrafenis. In deze overdenking gedenkt Weinrich de mens Marquardt en biedt zo tegelijkertijd een goede inleiding op zijn leven en zijn werk. Wij danken Huub Stegeman, die voor Michsjol en pro deo de tekst van deze preek in de Nederlandse taal heeft overgezet.
De hoofdmoot van dit nummer bevat de teksten van drie van de vier hoofdlezingen die op het studieweekend werden gehouden over de twee thema's die centraal stonden, respectievelijk: "Jezus de Christus" en "Israël het Land". Meer dan om een neutrale verbinding van twee zwaartepunten ging het ons hier om een betekenisvol chiasme: bij Marquardt heeft Israël christologische dimensies en Jezus kan onmogelijk los van dit Land worden verstaan.
Dat twee van die drie lezingen door Dick Boer werden gehouden, komt omdat hij op het laatste moment ook de plaats innam van Inge Kooistra, die door ziekte verstek moest laten gaan. Wij zijn hem daarvoor dank verschuldigd. Over "Jezus de Christus" gaat zijn eerste bijdrage, getiteld: Het jodendom als vraag aan de christologie. Friedrich-Wilhelm Marquardts christo-logica. Centraal staat hier de vraag hoe het theologisch spreken in het algemeen en dat over Jezus in het bijzonder verandert, wanneer we Jezus' joodse afkomst niet als folkloristische franje, maar als wezenlijk beschouwen voor zijn persoon en zijn werk. Wat betekent zijn jood-zijn voor ons belijden? In hoeverre bepaalt het onze verhouding tot zijn volk? En hoe raakt de geschiedenis van deze verhouding ons christelijk spreken over Jezus?
De volgende twee bijdragen gaan over "Israël het Land". Het draait hier om wat in kerkelijke terminologie is gaan heten: de 'onopgeefbare verbondenheid' van de kerk met Israël. Marquardt werkt deze solidariteit met Israël radicaal uit. Zij blijkt een mogelijkheidsvoorwaarde van de christelijke theologie als zodanig te zijn. Op heftige wijze dringt zich dan de vraag op, hoe deze geboden verbondenheid zich verhoudt tot de huidige politiek van de staat Israël tegenover de Palestijnen en de Arabische wereld. Deze vraag legden wij voor aan Dick Boer en Anton Wessels en het gesprek dat zij daarover aangaan is ongemeen spannend. Tijdens de discussie op het weekend werd duidelijk hoezeer door Marquardt het christelijk gesprek over (horen naar!) Israël ook in theo-politieke zin een enorme lading heeft gekregen, die door de huidige explosieve situatie in en rond Israël alleen maar aan scherpte wint. Duidelijk werd ook hoezeer dit gesprek om een vervolg vraagt, omdat hier wezenlijke vragen aan de christelijke theologie worden gesteld, die zij niet straffeloos onbesproken kan laten.
Meer op zichzelf staat de voordracht van Wiel Logister, Een veelheid van stemmen. De betekenis van Oude Testament en levend jodendom in rooms-katholieke theologie. Leerzaam en inzichtelijk - zeker voor protestanten - is de heldere wijze waarop Logister de visie van de pauselijke bijbelcommissie uiteenzet. Verrassend zijn de overeenkomsten met het denken van Marquardt in zijn bespreking van Paul Petzels dissertatie, getiteld: Was uns fehlt, wenn uns die Juden fehlen.
Van de verschillende workshops die op het studieweekend werden gehouden, was er een gewijd aan 'Christelijk leven naar de geboden'. In Marquardts werk is dat een belangrijk thema: hoe kun je als christen naar de geboden gaan leven? Wat betekent de vreugde der wet voor de kerk? Deze workshop stond onder begeleiding van Coen Wessel, van wie hier een in 2001 in Antwerpen gehouden lezing over de Noachitische geboden voor het eerst gepubliceerd wordt. Wessel daagt ons niet alleen uit om - ook in onze cultuur -met andere ogen naar de geboden te kijken, maar ook om ze zelf gewoon maar eens te gaan doen.
Het is een nummer vol theologische struikelblokken. Deze theologische michsjolim niet glad willen strijken is een van de bedoelingen die het netwerkverband Michsjol zich steeds voor ogen stelt. Wij hopen dat dat in dit themanummer gelukt is. De lezer oordele zelf.
Rotterdam / Tilburg, augustus 2002