Redactioneel

In het bedrijfsleven heeft de baan voor het leven zijn langste tijd gehad. Geldt deze ontwikkeling exclusief voor het bedrijfsleven, of zal zij zich ook uitstrekken naar andere werkterreinen zoals dat van predikanten in de kerkelijke organisatie? Vooralsnog lijkt het daar niet op. Van oudsher wordt het predikantschap immers gezien als een roeping voor het leven. Zelfs nu het predikantschap als steeds zwaarder wordt ervaren en de crisis zich aftekent. Analisten en werkbegeleiders geven talloze adviezen hoe een predikant het beter kan doen, maar ze vragen zich nooit af of de levenslange roeping nog wel voor iedereen is weggelegd. De angst om vast te lopen en de behoefte jezelf te blijven ontwikkelen, maken dat je aan een baan bepaalde eisen stelt. Kan het predikantschap aan deze eisen tegemoet komen? Zou de mogelijkheid dit ambt tijdelijk, laten we zeggen voor een periode van tien tot vijftien jaar, uit te oefenen voor sommige predikanten geen uitkomst zijn? Deze vraag is niet voor alle predikanten even urgent. Zij is urgenter voor hen die op jonge leeftijd met dit vak zijn begonnen, dan voor diegenen die reeds een ander arbeidsverleden achter de rug hebben en pas tegen hun vijftigste de overstap hebben gemaakt. Op een bepaalde manier doen die laatstgenoemden reeds ervaring op met een tijdelijke bekleding van het ambt. En de vraag wordt steeds minder urgent naarmate iemand dichter bij de pensioengerechtigde leeftijd komt.

Evengoed leggen wij met dit themanummer alle predikanten onze centrale vraagstelling voor: is het denkbaar het ambt neer te leggen in ruil voor een nieuwe functie buiten de kerk? Deze gedachte zou kunnen opkomen omdat je toe bent aan iets anders. De jaren dat je als predikant actief was zijn goed geweest, maar ook genoeg. We willen proberen met meer vrijheid het predikantschap te zien als een verbintenis waar een zekere rek en maat in zit. Het einde van deze verbintenis durven wij meestal pas te denken op het moment dat de last van het predikantschap te zwaar is geworden. De rek is er uit. De maat is vol. Maar kan het ook anders? Zoals een predikant weet dat zijn of haar tijd in een gemeente erop zit, zo kan op vergelijkbare wijze het besef opkomen dat er aan het predikantschap een maat gesteld is. Mits er natuurlijk ruimte is voor deze gedachte. Of gaat deze gedachte mank? Is het beter deze verbintenis te vergelijken met een relatie tussen twee mensen: iets wat goed gaat geef je niet op?

Wij hebben onze scribenten voor dit themanummer uitgedaagd voor een ogenblik "het einde van een predikantschap" te durven denken. Meer nog dan een pleidooi voor deze gedachte, willen we met dit nummer verkennen wat deze gedachte zoal kan oproepen. In dit nummer leest u dan ook zowel pleidooien voor als tegen de levensvatbaarheid van deze gedachte. De scribenten waren bij het schrijven niet op de hoogte van de resultaten van de Michsjol-enquête - met uitzondering van R. Brouwer.

Het fenomeen van de uittredende predikant is niet nieuw. Met dit themanummer bedoelen wij niet de uittreding plausibeler te maken of te bevorderen. Wel denken wij dat het werkklimaat van de predikant kan verbeteren als met de mogelijkheid van een heel andere baan serieus rekening wordt gehouden. Een predikant die aangemoedigd wordt zich op gezette tijden te bezinnen op doorgaan of stoppen, die zal in het algemeen, juist omdat zhij de keuze heeft, het werk weer gemotiveerder kunnen opnemen. De verantwoordelijkheid voor deze bezinning, en dat is wat ons betreft wel nieuw, mag niet alleen bij de individuele predikant komen te liggen, maar dient gedragen te worden door de kerkelijke beleidsorganen en andere belangengroepen zoals de Bond van Nederlandse Predikanten. Dit vraagt om verbetering van het "personeelsbeleid". Dat dominees in Nederland doorgaans geen werknemers zijn en kerken geen werkgevers, zijn complicerende factoren. Beleidsmakers zouden zich daar echter niet op voorhand achter moeten verschuilen. Noch de kerk, noch de predikanten zijn er mee gediend als deze kwestie op haar beloop wordt gelaten.

Natuurlijk zouden wij ook liever wensen dat de mogelijkheid voor gemeentepredikanten om binnen de kerkelijke organisatie over te stappen naar een andere functie, werd uitgebreid. Iedereen is het er over eens dat de arbeidsperspectieven van de predikant daarmee zeer gediend zijn. Maar de praktijk leert anders. In de kerk, in ieder geval in de SoW-kerken, is het met de doorstroming onder predikanten droevig gesteld. Pogingen om hierin verbetering te brengen, hebben tot nu toe helemaal niets opgeleverd. Dat geldt ook voor het loopbaanperspectief binnen de kerkelijke organisatie; andere functies voor predikanten binnen de kerk zijn er nauwelijks. In dit nummer willen we die realiteit onder ogen zien. En dat doen we door deze mogelijkheden binnen de kerk buiten beschouwing te laten. Daarmee brengen we deze problematiek van het loopbaanperspectief onder een nieuw gezichtspunt ter sprake. Onze vraag luidt: 'Hoe kan een predikant de gedachte toelaten dat zhij het ambt neerlegt in ruil voor een functie buiten de kerk? Wat roept deze gedachte zoal op?'