Boeddha en Jezus: Een theologische bespiegeling

Boeddha is populair vandaag de dag. Zelfs de tuincentra verkopen boeddhabeelden en bij de boekhandels staan de planken vol met boeken over hemzelf en over andere boeddhistische onderwerpen. Jezus lijkt daarentegen op zijn retour. Voor veel christenen en boeddhisten is het verschil tussen Boeddha en Jezus groot, zijn ze onvergelijkbaar. Maar voor anderen staan beiden op één lijn, voor hen zou Jezus zelfs de Boeddha van het Westen kunnen zijn.In dit artikel willen we Boeddha en Jezus vergelijken aan de hand van een aantal uitspraken in gevonden heilige geschriften, die ons de indruk geven dat ze heel dicht bij de personen zelf komen. Maar meteen mag ook de eerste overeenkomst tussen beiden worden genoemd: Jezus noch Boeddha heeft eigen geschriften nagelaten. Alles wat we van hen weten en wat we over hen weten, komt derhalve uit de tweede hand. Het heeft ons bereikt via hun discipelen of via anderen.

In onze vergelijking willen we vooral kijken naar de Dhammapada (Dhp.), de Buddhacarita (Bc.) en het Nieuwe Testament. Volgens de boeddhistische traditie was de Dhammapada een verzameling spreuken die al rond 400 v. Chr.1 op het eerste concilie drie weken na Boeddha’s heengaan werd samengesteld. Het bestaan van verschillende eveneens heel oude versies (die ook al heel oud zijn,) maakt waarschijnlijk dat dit echt zo zou kunnen zijn geweest (Kaviratna: xxvii-xxix). De inhoud van de Dhammapada is ook te vinden in de Suttapitaka, een van de drie ‘manden’ die samen de Tipitaka vormen, de canon van het boeddhisme. De oudste overgeleverde tekst van de Dhammapada stamt waarschijnlijk uit 80 na Chr. (Harvey: 3). De andere tekst, de Buddhacarita, geeft vooral het levensverhaal van Boeddha weer en is geschreven door Ashvaghosha, een brahmaan die zich tot het Theravada-boeddhisme bekeerde.2 Het Theravada-boeddhisme is een stroming die erg op het oude boeddhisme lijkt en tegenwoordig veel aanhang vindt in Sri Lanka, Birma, Thailand en Cambodja. Ashvaghosha schreef dit werk ook in de eerste eeuw na Chr. (Schotsman: i-ii).3 Dat betekent wel dat dit werk pas 400 jaar na de dood van Boeddha gecomponeerd werd en dus veel minder dicht bij de Boeddha zelf staat dan de Dhammapada. Die eerste eeuw na Chr. was toevallig ook de tijd waarin de geschriften van het Nieuwe Testament geleidelijk aan tot stand kwamen.4 Verder heb ik mij bij het schrijven van dit artikel laten inspireren door de Amerikaanse rooms-katholieke theoloog Leo D. Lefebure, die eveneens een prachtige vergelijking van Boeddha en Jezus maakte op basis van de Dhammapada, de Buddhacarita  en de nieuwtestamentische geschriften. Het zal niemand verwonderen dat er door zowel boeddhisten als christenen veel meer boeken met een vergelijking zijn geschreven.5

Lefebure wijst erop dat de biografieën van Boeddha en Jezus zo gecomponeerd zijn dat zij voor hun volgelingen als voorbeeldverhaal kunnen dienen. Want zij vertellen hoe het leven geleefd moet worden. Net als bij de christen begint het evangelie van Marcus – en in zekere zin ook dat van Johannes – met de doop. Het vertelt over het leerlingschap, over hoe het leven van Jezus lijden betekende en zelfs de dood, maar ook dat achter zijn dood het nieuwe perspectief gloorde van de opstanding. In het leven van de leerling kan het ook zo gaan. Het leven van Boeddha vertelt hoe de mens door de confrontatie met lijden, ziekte en dood op zoek gaat naar de verlichting, die verlichting ook bereiken zal en daarna het achtvoudige pad mag gaan om uiteindelijk bij zijn dood het nibbana6 te bereiken.

De geboorte

Voor zowel Boeddha als Jezus geldt dat hun geboorte volgens de traditie van tevoren al werd aangekondigd. De kerk verwijst naar de profetieën van Jesaja en van anderen. In het boeddhisme gaan Jataka-verhalen rond, die vertellen over de levens die Boeddha leidde voor zijn laatste geboorte als prins en zoon van koning Suddhodana in Noord-India. In die verhalen wordt duidelijk hoe Boeddha zal worden. Zo vertelt één verhaal hoe hij zich als jonge student, teleurgesteld in de machteloosheid van de vuurgod Agni, afkeert van de traditionele godsdienst van de Veda’s (Jataka 144).7 Dat voorspelt hoe later Boeddha zelf zich ook tegen de Vedische religie zal keren. Een ander verhaal vertelt over zijn grote wijsheid. Deze keer is hij minister en weet de oorzaak van het verdriet van de staatsieolifant te vinden en zorgt ervoor dat de olifant weer gelukkig wordt (Jataka 27). Dat is een voorafschaduwing van Boeddha’s vermogen mens en dier te begrijpen en hun lijden te verlichten.

Bij beiden is de geboorte zelf eveneens een bijzonder gebeuren. Mattheüs en Lukas geven de indruk dat Jezus’ vader niets met de zwangerschap van Maria van doen had en Lukas vertelt over engelen die aan de hemel verschenen en een lofzang zongen. De Buddhacarita vertelt dat Boeddha’s moeder van tevoren droomt dat een olifant haar schoot binnen gaat, en als Boeddha geboren wordt, uit haar zij (Bc. 1: 4 en 9).8 Ook hier lijkt de rol van Suddhodana niet van belang. Daarna uiten goden en andere hemelse wezens hun vreugde, door een regen van bloemen over het kind te laten neerdalen (Bc. 1: 20-24).

Ook na de geboorte van beiden worden voorspellingen gedaan. De wijze brahmanen kondigen Boeddha’s vader aan dat zijn zoon een wijs man zal worden die de mensheid zal bevrijden van het lijden. En anders wordt hij een wereldheerser (Bc. 1: 32-35). Later herhaalt de grote wijze Asita dat dit kind inderdaad een ontwaakte zal zijn die de mensen zal bevrijden van illusie en onderdrukking (Bc. 1: 67-77). Overigens zal Suddhodana in later tijd alles doen om ervoor te zorgen dat zijn zoon die wereldheerser wordt. Maar dat gebeurt niet. Bij Lukas lezen we dat Simeon voorspelt dat Jezus redding zal brengen en een licht voor alle volken zal zijn, waarna de profetes Hanna hem hulde brengt (Luk. 2:27-32; 36-38). In Mattheüs geven de wijzen geschenken die duidelijk maken dat zij in hem een nieuwe koning zien (Mat. 2: 11; Witherington iii: 66-67). Merkwaardig genoeg lijken bij beiden die voorspellingen in hun latere leven helemaal vergeten te zijn.

Wat eveneens bij beiden naar voren komt, is dat zij een nieuw begin zullen maken waarin zij andere wegen zullen gaan dan de religie die in hun omgeving dominant is. Boeddha keert zich naderhand tegen de brahmanen, de leiders van de Vedische religie, en Jezus komt in conflict met de farizeeërs en vervolgens ook met de joodse religieuze elite.

De verzoeking

Zowel Jezus als Boeddha hebben voor hun rondwandeling waarin zij hun leer verkondigden en hun wonderen deden, een geestelijke worsteling doorgemaakt, Jezus in de woestijn en Boeddha in het woud. Bij Boeddha draait het in die bezinning om de vraag wat de dhamma9 inhoudt, bij Jezus gaat het om de betekenis van zijn Zoon van God zijn. Is dat, zoals Mattheüs en Lukas ons vertellen, dat hij zijn macht gaat gebruiken om snel brood te maken? Is dat over alle koninkrijken van de wereld regeren, of juist niet? Of is dat van het dak van de tempel springen en, zodra het misgaat, God vragen om te hulp te schieten? Telkens is het antwoord nee. Het brood van de Zoon van God is de Thora. Regeren over alle koninkrijken van de aarde is het ook niet en evenmin is het van het dak van de tempel springen (Mat. 4: 1-11; Luk. 4: 1-13). Een leven van liefde en gerechtigheid ten dienste van anderen, dat blijkt Zoon van God zijn in te houden.

Bij Boeddha zien we iets soortgelijks. Hij weigert heel nadrukkelijk de gebruikelijke dhamma te volgen en zijn vader als koning op te volgen om vervolgens uit te groeien tot een wereldheerser. Als hem wordt gevraagd om zijn familie en zijn eigen land te gedenken, weert hij dat af. Seksuele verlokkingen hebben geen invloed op hem. En als wordt geprobeerd hem angst in te boezemen, heeft dat geen enkel effect. Zijn dhamma is het om de mensheid de verlossen van het lijden en daarom gaat hij door op weg naar de verlichting (Bc. 13). Overigens vertellen de oudere bronnen pas over een strijd met Mara in een tijd ver na zijn verlichting. De Buddhacarita is het eerste geschrift dat dit gebeuren voor de verlichting plaatst. Desondanks spreken ook de oudere van een zoektocht voor de verlichting en van druk van zijn vader om de dhamma van het koningschap te kiezen. Zo zijn zowel Boeddha als Jezus op zoek naar hun ware identiteit en wijzen verschillende valse wegen af. Pas na die bezinning treden Boeddha en Jezus naar buiten en beginnen ze hun onderricht.

Het kwaad

In dat onderricht keren ze zich allebei tegen het kwaad. Voor Boeddha begint dat bij de illusie. Veel mensen hebben de verkeerde ideeën over de werkelijkheid van het leven. Dat komt door onwetendheid. Bij Jezus gaat het over zonde. Volgens Gen. 3:1 trad de zonde de wereld binnen door bedrog; en Rom. 1: 18-32 suggereert dat de kern van de zonde idolatrie is (Lefebure: 35), dus dat je jezelf of iets anders tot God maakt en daardoor geen oog hebt voor de werkelijkheid en daarom ook niet voor wie er werkelijk God is. Het zal niet verbazen dat beiden hun omgeving oproepen om vooral goed te zien, om zo te ontdekken wat de ware werkelijkheid is.

Jezus roept vervolgens op tot boete en bekering (Mark. 1: 15) en Boeddha tot ontwaken:

Waakzaamheid is het pad naar de onsterfelijkheid; niet-waakzaamheid is het pad naar de dood; de waakzamen sterven niet; de niet-waakzamen, hoewel ze leven, zijn als de doden (Dhp. 2: 21).10

Wees steeds waakzaam; bewaak uw gedachten nauwgezet; bevrijd uzelf uit het moeras van het kwaad, zoals een olifant doet die in de modder is gezakt (Dhp. 23: 327).

In alle evangeliën staan uitspraken van Jezus waarin hij de mensen zegt dat ze bereid moeten zijn zichzelf te verloochenen, zie bijvoorbeeld Mat. 16: 24-25 (en parallelle teksten als Mat. 10: 39; Mark. 8: 34-36; Luk. 9: 24; 17: 33; Joh. 12:24-26), waar staat:

Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden.

Dit doet erg denken aan de zogenaamde anatta-­leer van Boeddha. Vaak wordt gezegd dat die inhoudt dat de mens geen zelf zou hebben. Dat is onwaarschijnlijk, omdat er uitspraken van Boeddha bestaan waarin hij verklaart dat hij het bestaan van een zelf erkent noch ontkent. Volgens de Britse boeddholoog Peter Harvey gaat het in deze leer om praktisch onderwijs, waarin Boeddha wil voorkomen dat mensen zich aan hun zelf gaan hechten, want dat veroorzaakt lijden (Harvey: 52). In de uitspraken van Jezus gaat het om ‘leven’. Dat is een vertaling van het Griekse psuchè. Psuchè omvat in dit verband het hele persoonlijk leven, zowel het fysieke als wat daarbovenuit gaat (Schweizer: 644). Hoe verschillend de achtergrond van de woorden zelf ook mag zijn, in beide gevallen gaat het erom dat de mens er verkeerd aan doet om zich aan het eigen bestaan te hechten en dat koste wat kost vast te houden.

Leo Lefebure wijst verder op de sterke overeenkomst tussen de leefregels van het boeddhisme met die van de Tien Woorden en tussen de uitspraken in Prediker en Jezus Sirach en wat te lezen is in boeddhistische wijsheidsboeken (Lefebure: 36).

Dhammapada en Bergrede

Dhammapada betekent letterlijk de weg van de dhamma. Zoals gezegd, bestaat het boekje uit een verzameling spreuken die wijzen op de weg van de waarheid, van de vervolmaking, de weg ook naar het nibbana. De Bergrede wordt dikwijls gezien als een samenvatting die de evangelist Mattheüs maakte van Jezus’ prediking. Verschillende spreuken uit de Dhammapada herinneren duidelijk aan verzen uit de bergrede. Ik geef nu enkele voorbeelden.

In Dhammapada 1: 6 staat:

De meeste mensen realiseren zich nooit dat het met ons allen hier op een dag afgelopen is. Maar zij die deze waarheid wel beseffen, vereffenen hun onenigheden in vrede.

Dit is een tekst die duidelijk herinnert aan Jezus’ advies je zo snel mogelijk met je broeder of zuster te verzoenen in Mattheüs 5: 24.

In Dhammapada 9: 121-122 staat:

Denk niet licht over het kwaad, met de woorden: ‘Mij overkomt het niet.’ Door de gestage drup wordt een kruik gevuld; op dezelfde manier raakt de onwijze mens vol kwaad door beetje bij beetje het kwade op te hopen.

Ook Jezus drukt in de bergrede de mensen op het hart zelfs de kleinste geboden nauwgezet na te leven, want ‘zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht’ (Mt. 5: 19).

In Dhammapada 4: 50 staat:

Laat de leerling niet het slechte van anderen opmerken, noch wat anderen al of niet hebben gedaan; hij moest liever letten op wat hijzelf heeft gedaan en wat hij nog moet doen.

Doet dit niet denken aan Jezus’ uitspraak over de splinter en de balk in Mattheüs 7:3?

In Dhammapada 6: 85 staat:

Weinigen onder de mensen steken over naar de andere oever; de menigten die blijven, lopen maar heen en weer op deze oever.

Zeker wanneer men in aanmerking neemt dat de uitdrukking ‘de andere oever’ ook op het nibbana kan wijzen (Bc. 13: 64; Harvey: 62-63), is het bijna onontkoombaar om hier te denken aan Mattheüs 7:13-14 over de velen die de brede weg gaan terwijl de poort maar smal is.

Daarnaast beloven beiden vreugde aan hen die een wijs leven leiden. Zie Dhammapada 7: 95 en 99:
Hij die onverstoorbaar is als de aarde, die standvastig is als de pilaar Indra (in een stadspoort), wiens karakter even zuiver en doorschijnend is als een helder meer, voor zo’n heilige zijn er geen verdere kringlopen van wedergeboorte (samsara).

Dat laatste duidt natuurlijk op het nibbana, en:

Verrukkelijk zijn de wouden die niet de massa trekken. Maar de heiligen die vrij zijn van gehechtheden, vinden er vreugde in, omdat ze niet uit zijn op de verlokkingen van de zinnen.

Bij Jezus vinden we soortgelijke beloften voor de zachtmoedigen, de mensen die zuiver van hart zijn, de vredestichters en zij die vervolgd worden, omdat zij zich inzetten voor gerechtigheid.

Boeddha zowel als Jezus zien weinig in bezittingen en rijkdom. Denk aan Jezus’ woorden over de mammon en tegen het vergaren van schatten op aarde. In Dhammapada 5: 75 staat:

Het ene pad leidt naar wereldse winst en eer; een heel ander pad leidt naar nibbana. Laat de monnik die deze waarheid heeft beseft, de ware volgeling van de Verlichte, niet hunkeren naar eerbetoon van anderen, maar laat hem sereenheid van denken en onbewogenheid aankweken.

En in Dhammapada 5: 62 staat:

‘Ik heb kinderen, ik ben rijk,’ zo denkende kwelt de dwaas zichzelf. Maar als hij niet zijn eigen zelf beheerst, hoe dan kinderen? Hoe dan rijkdom?’

Ongeveer dezelfde opvatting vinden we terug in een gelijkenis van Jezus die dan wel niet in de bergrede staat, maar wel in de gelijkenis van de rijke dwaas in Lukas (12: 16-21).

Boeddha maakte deze houding van vrijheid tegenover rijkdom en bezit tot de basis van zijn ethiek, want die begint bij dana, geven (Harvey: 198-199). intussen is de spreuk ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen’ (Hand. 20: 35) in ons land een van Jezus’ bekendste uitspraken geworden.

Ten slotte staat in Dhammapada 17: 223:

Laat een mens boosheid overwinnen met liefde, laat hij kwaad bedwingen met goed; laat hij de hebzuchtige overwinnen met vrijgevigheid en de leugenaar met de waarheid.

Dat staat toch wel erg dichtbij ‘overwin het kwade door het goede’ (Rom. 12: 21), een woord van Paulus, dat echter de sfeer ademt van Jezus’ oproep te bidden voor wie je vervolgen en de vijanden lief te hebben, ook uit de bergrede (Mat. 5: 44).

Meditatie en gebed

Hoewel meditatie in het christendom een minder voorname rol speelt dan in het boeddhisme, is het ook voor Jezus belangrijk, zeker wanneer we meditatie wat ruimer opvatten en het ook over bidden kan gaan. Lukas 6: 12 zegt dat Jezus zich op een berg terugtrok om te bidden en dat hij de hele nacht tot God bleef bidden. In dat geval is de kans groot dat zijn gebed ook een vorm van mediteren omvatte. Ook op andere plaatsen in de evangeliën wordt gesproken over een biddende Jezus. Maar het beste bewijs voor het belang dat Jezus hechtte aan bidden, vinden we in de bergrede. Want het hart van de bergrede wordt gevormd door het Onze Vader, het gebed dat Jezus zijn leerlingen leerde, aldus de evangelist, maar ook een gebed waarin de gelovige begint met zich helemaal te concentreren op God en pas van daaruit op de dingen van het eigen leven.

Uiteraard is boeddhistische meditatie heel anders. Er wordt zeker niet gebeden tot God. Maar boeddhistische meditatie betekent wel dat men zich losmaakt, vrij maakt van zijn illusies. Eerder schreven we al dat ‘je richten op’ bij Jezus ook inhoudt dat je je vrij maakt van je illusies. Dat wordt nog onderstreept door de passage uit de bergrede waarin Jezus allerlei dingen in het perspectief zet van de overtuiging dat het God is die alles geschapen heeft en dus ook wel voor ons zal zorgen. Ik herinner aan twee uitspraken om duidelijk te maken welke passage hier bedoeld is:

Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? (Mat. 6: 25-26).

Of:

Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last (Mat. 6: 33-34).

Kosmische betekenis

Vooral later bleken de volgelingen van zowel Boeddha als Jezus zo onder de indruk van hun wijsheid en van de betekenis die zij voor de wereld hadden, dat door de eigen aanhang van beiden gezegd werd dat zij ook in kosmische of filosofische zin iets bijzonders zijn.

Zo kondigt Johannes 1 Jezus aan als logos, als het ‘Woord dat in het begin al bij God was’ (Joh. 1: 1). Bij deze logos mogen we denken aan het Woord waardoor God de wereld geschapen heeft (Gen. 1: 1-2: 4a; Ps. 33: 6-9). Maar omdat het Grieks is, mogen we hier ook denken aan het logos in de zin van rede of ratio. De logos is het logisch principe achter de schepping. De schepping is niet te begrijpen zonder de rol van Jezus daarin. Zo belangrijk is hij.

Onder boeddhisten wordt Boeddha dhammadhatu genoemd, de bron van de dhamma. Volgens de Japanse boeddhist Nagao staat dhamma hier voor het rijk waaruit alles ontstaat inclusief de leringen over het bestaan (Lefebure: 25).

Iets vergelijkbaars gebeurt in Kolossenzen 1: 15-18a waar over Jezus het volgende wordt gezegd:

Beeld van God, de onzichtbare, is hij,
eerstgeborene van heel de schepping:
in hem is alles geschapen,
alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare,
vorsten en heersers, machten en krachten,
alles is door hem en voor hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem.

In de Avatamshaka Sutra staat over Boeddha:

Boeddha’s lichaam straalt een groot licht uit
dat eindeloos veel vormen heeft en volkomen zuiver is,
als wolken alle landen vult
en overal de deugden van Boeddha verheerlijkt.
Allen die door dit licht worden omstraald verheugen zich,
alle wezens die in nood verkeren zijn opgelucht.
Dat is het werk van de macht van Boeddha (Lefebure: 54).

Evaluatie

Dit artikel wil vooral laten zien hoe veel met name de boodschap en de levenshouding van de Boeddha en van Jezus op elkaar lijken. Dit wil niet zeggen dat er geen verschillen zijn. Het belangrijkste verschil zit voor mij in de visie van beiden op de kosmos. Bij Boeddha is dat een werkelijkheid waarin wel allerlei goden en bovennatuurlijke gestalten voorkomen, maar hun rol is marginaal. Zij zijn geen medespelers meer op het toneel van de wereldgeschiedenis, waar de mens zelf in navolging van de Boeddha de weg naar de verlichting moet gaan. In de visie van Jezus draait het om de Eeuwige, om God die deze schepping aan de mens gegeven heeft, die de mens in zijn genade op weg wil helpen om bevrijd te worden uit de macht van het kwaad, en een leven te beginnen in het Koninkrijk van God.

Er is nog een tweede onderscheid. Boeddha was wel kritisch. Ik noemde al zijn aanval op de brahmanen die de Vedische religie trouw bleven. Zij waren overigens niet de enigen die door hem bekritiseerd werden. Toch proef je een verschil met Jezus. Jezus’ weg liep uit op het kruis en kostte hem zijn leven. Het is of zijn keuzes radicaler waren. In ieder geval waren de gevolgen ernstiger, maar dat liet Jezus’ keuze voor deze weg onverlet. Jezus roept de mensen niet op tot zelfverloochening om het lijden uit de weg te gaan. Het is eerder omgekeerd, terwijl als Boeddha de mensen lijkt op te roepen zich niet aan het eigen zelf te hechten, dat juist is om lijden te vermijden. Na Jezus’ dood was er het perspectief van de opstanding. De beperkte ruimte van een artikel geeft mij niet de gelegenheid dieper in te gaan op de verhouding van opstanding en nibbana.

Een derde verschil ontleen ik aan een verhaal dat ik hoorde over de Sri Lankaanse rooms-katholieke theoloog Aloysius Pieris sj. Pieris staat bekend om zijn grote kennis van en inzicht in het boeddhisme. In Sri Lanka nodigen ook boeddhisten hem uit om lezingen over boeddhistische teksten en onderwerpen te geven. In 1988 schreef hij onder de titel Love Meets Wisdom: A Christian Experience of Buddhism een bewogen boek waarin hij zijn medechristenen opriep om ook als christenen de wijsheid van deze grote leraar ernstig te nemen. Pieris toont zoveel begrip voor de diepe inzichten van Boeddha en het boeddhisme dat hem eens werd gevraagd of er bij hem geen sprake is van double belonging, een zo grote verbondenheid met zowel het christendom als het boeddhisme dat een keuze tussen deze twee onmogelijk is geworden. Zijn antwoord was dat hij uiteindelijk het meeste werd aangesproken door de boodschap van een God die zo bewogen geraakt is door de ellende van de arme dat Hij alles doet om daar een einde aan te maken. Als het gaat over horen bij, kiest hij voor die God.

Maar ook dan blijft het intrigerend dat er opvallend veel overeenkomst is, vooral in de wijsheid en levenshouding van Boeddha en Jezus. Zeker ook de geboorteverhalen lijken op elkaar. Maar dat is eventueel te verklaren als een uitvloeisel van het genre van de hagiografie. Ook in andere geboorteverhalen van figuren die later een grote positie kregen, komen passages voor die erop duiden dat dat al bij de geboorte waar te nemen was. Bij de verhalen over de verzoeking is de kans groter dat het hier om iets meer gaat dan alleen een uitvloeisel van het genre. Het zou hier heel goed kunnen gaan om iets dat ook werkelijk zo geweest kan zijn. Mensen die tot grote hoogten uitgroeien maken dikwijls een periode van rijping mee, van bezinning op wie ze werkelijk zijn en waar zij voor staan. Maar de overeenkomsten in de boodschap en de levenshouding is opvallend. Beiden keren zich tegen de leiders van de heersende religie. Beiden waarschuwen hun omgeving zich niet mee te laten slepen door illusies en vooral het oog te richten op wat echt is, op de werkelijkheid zelf. Beiden wijzen op het belang van zelfverloochening. Beiden hechten weinig waarde aan rijkdom en aan bezit. Egoïsme, geld en bezittingen beroven een mens van zijn vrijheid. ‘Overwin het kwade door het goede,’ zou door beiden gezegd kunnen zijn. Beiden hechten veel waarde aan meditatie en gebed. En beiden wijzen op een werkelijkheid die de dagelijkse werkelijkheid overstijgt. Jezus spreekt over het Koninkrijk van God, Boeddha over het nibbana. Lefebure zegt dat in iedere traditie de boodschap heel eenvoudig is, maar tegelijkertijd zo diepzinnig dat het onuitputtelijk wordt. Beiden prediken een boodschap die geleefd moet worden om werkelijk begrepen te worden. Boeddha’s onderricht wordt geleefd op een weg van wijsheid en compassie, een pad dat zelf de verwerkelijking is van een absolute werkelijkheid.11 Jezus’ onderricht wordt geleefd en begrepen in de praktijk van de liefde voor God en de liefde voor de naaste, een pad dat leidt tot eenwording met de absolute werkelijkheid zelf, die niet meer is dan Liefde (Lefebure: 196).

De verschillen zijn belangrijk genoeg. Maar toch, waarom zou de wijsheid die Boeddha verkondigde, niet ook christenen mede op weg helpen en inspireren, naast al het andere dat er in onze wereld aan wijsheid klinkt?


Voetnoten

  1. Ik sluit mij aan bij de these van Richard Gombrich dat Boeddha leefde in de 5de eeuw v. Chr., waarschijnlijk tussen 480 en 400 (Gombrich).
  2. Dit is de opvatting van E.H. Johnston. Die opvatting is niet onomstreden, zie De Breet en Janssen: 10-27.
  3. De Buddhacarita was oorspronkelijk geschreven in het Sanskriet. Maar van de Sanskriet tekst zijn alleen de eerste 13 hoofdstukken en een deel van het 14de hoofdstuk bewaard gebleven. De Chinese en Tibetaanse vertalingen hebben ook de laatste 14 hoofdstukken. De enige Nederlandse vertaling van de Buddhacarita, Asvaghosa, Daden van de Boeddha van Jan de Breet en Rob Janssen verscheen in 2008. Deze bevat alleen de eerste 14 hoofdstukken. Wie wil weten wat in de laatste 14 hoofdstukken staat, kan een samenvatting daarvan vinden in Patrick Olivelles Life of the Buddha by Ashva-ghosha.
  4. Voor de details hiervan verwijs ik naar Gerd Theißens en Annette Merz’ Der historische Jesus. Ein Lehrbuch.
  5. Bijvoorbeeld Gustav Mensching, Buddha und Christus – Ein Vergleich uit 1978; Ninian Smarts Lights of the World: Buddha and Christ uit 1997; Thich Nhat Hanhs Boeddha leeft, Christus leeft en Jezus en Boeddha als broers.
  6. Ik kies in deze bijdrage steeds voor het Pali, de taal van de oudste boeddhistische geschriften. Vandaar dat ik kies voor nibbana. Nirvana is Sanskriet.
  7. Voor de passages die ik citeer, verwijs ik naar de vertaling die Tonny Scherft in 1981 van een aantal Jataka-verhalen gemaakt heeft onder de titel Ongrijpbaar is de Ganges: Verhalen uit het Pali.
  8. Voor de verzen die ik in dit artikel aanhaal en die allemaal uit de eerste 14 hoofdstukken komen, verwijs ik naar de vertaling van Jan de Breet en Rob Janssen.
  9. In het Sanskriet is het dharma.
  10. Alle uit de Dhammapada geciteerde verzen komen uit de vertaling van Harischandra Kaviratna.
  11. Hier denkt Lefebure waarschijnlijk aan de Verlichting, het bereiken van het nibbana.

Literatuur

  • Jan de Breet en Rob Janssen (2008), Asvaghosa, Daden van de Boeddha, Asoka Klassieke Tekstbibliotheek 16, Rotterdam: Asoka.
  • Richard Gombrich (1992), ‘Dating the Buddha: A Red Herring Revealed’, H. Bechert (red.), The Dating of the Historical Buddha, Part 2, Symposien zur Buddhismusforschung 4/2, Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht. p. 237-259.
  • Peter Harvey (2002), An Introduction to Buddhism: Teachings, History and Practices, Cambridge: Cambridge University Press.
  • Harischandra Kaviratna (1985), Dhammapada: Wijsheid van de Boeddha, Den Haag: Theosophical University Press.
  • Leo D. Lefebure (1993), The Buddha and the Christ: Explorations in Buddhist and Christian Dialogue, Maryknoll ny: Orbis Books.
  • Gustav Mensching (1978), Buddha und Christus ­ Ein Vergleich, Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt.
  • Patrick Olivelle (2008), Life of the Buddha by Ashva-ghosha, Clay Sanskrit Library, New York: New York University Press & jjc Foundation.
  • Aloysius Pieris (1988), Love Meets Wisdom: A Christian Experience of Buddhism, Maryknoll ny: Orbis Books.
  • Tonny Scherft (1981), Ongrijpbaar is de Ganges: Verhalen uit het Pali, De Oosterse Bibliotheek 18, Amsterdam: Meulenhoff.
  • Irma Schotsman (1995), Ashvaghosha’s Buddhacarita: The Life of the Buddha, Varanasi: Central Institute for Higher Tibetan Studies.
  • Ninian Smart (1997), Lights of the World: Buddha and Christ, Bangalore: Dharmaram Publications.
  • Eduard Schweizer (1973), Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament, deel 9, Stuttgart e.a.: Verlag W. Kohlhammer, s.v. psuchè, p. 635-657.
  • Gerd Theißen en Annette Merz (2001), Der historische Jesus. Ein Lehrbuch, Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht.
  • Thich Nhat Hanh (2006), Boeddha leeft, Christus leeft, Rotterdam: Asoka.
  • Thich Nhat Hanh (2006), Jezus en Boeddha als broeders, Rotterdam: Asoka.
  • Ben Witherington iii (2006), Matthew, Smyth & Helwys Bible Commentary, Macon ga: Smyth & Helwys Publishing Incorporated.