De ontmanteling van de moderne moraal
Recensie Matthias Smalbrugge: Het goede leven. Over schijn en schaduw van de moderne moraal. Uitgeverij Lannoo, ISBN 978 90 209 7630 4, 2008
Het is lastig om de polemische predikant uit Aerdenhout Matthias Smalbrugge te positioneren op het veld van de theologie. Dat geldt ook voor het boek dat hij het licht heeft doen zien na zijn dissertatie over Augustinus. Enerzijds is het zeer progressief en kritisch ten opzichte van de moderne moraal en wat de kerk hiermee heeft gedaan, anderzijds grijpt hij terug op de hard core theologie van Augustinus met zijn opvatting van genade.
Stelling van de auteur is dat de huidige moraal niets anders is dan de oergestalte van de hysterie, omdat de moraal ons dwingt een bepaalde rol te spelen. De kenmerken van hysterie zijn onechtheid, spel en eenzaamheid. Waar het om gaat, is dat vanaf de pelagianen is geprobeerd de gespletenheid in het menselijk bestaan te overwinnen door de moraal. Met Augustinus betoogt Smalbrugge dat dit niet meer kan zijn dan 'een pleister op de wonde zonder dat zij in staat is echt een mens uit zijn verscheurdheid te verlossen.' (60) En hier zit de kern in het boek. 'Wat Augustinus ten diepste verontrust, is het feit dat een mens niet met zichzelf samenvalt. Hij heeft geen rust, tenzij hij die rust in God vindt.' (68)
Een toepassing. We hebben seksualiteit opgeborgen binnen de moraal, dan wel losgerukt uit de moraal. Met als gevolg dat we elkaar nog wel vertellen over liefde, trouw en seksualiteit, maar die verhalen ook altijd kleuren met de begrippen schuld, schaamte en angst.' (61) En zo staat de moderne mens in de kou omdat er juist voor deze laatste drie geen enkele ruimte is in het hysterische spel van bijvoorbeeld programma's als Temptation Island. Smalbrugge wil een open ruimte creëren waar de pijn wordt blootgelegd die mensen oplopen aan het leven. Hij doet dat met mededogen: hij begrijpt dat mensen rollen spelen in hun leven; hij wil ze juist bevrijden uit de gevangenis van de moraal. Daartoe is het zaak te ontdekken waar wij van een personage dat rollen speelt, tot persoon worden. Dat gebeurt in de liefde en in geloof, als terreinen waar het juist wel gaat over de wezenlijke vragen van de mens. In een Augustiniaans pleidooi betoogt de auteur dat een mens pas in God de tweeledigheid van het eigen bestaan onder ogen kan zien. 'Versta, dat je Hem nodig hebt om jezelf te zien.' (75) God als enig juiste perspectief dat een mens zichzelf laat verstaan. Geen God als een objectieve macht buiten je, 'wel als een stroom in de bedding van jouw leven'. (75) Augustinus dus als wegbereider van het subjectivisme!
Augustinus gebruikt Smalbrugge ook om liefde, genade en geloof buiten de werkingssfeer van de moraal te plaatsen, en ze zo te redden. Een voorbeeld in dit verband is een passage over de vraag waarom God geboden geeft: 'Om ze te laten overtreden, zoals in het paradijsverhaal.' (89) 'Waarom? Simpel. De mens kan naar het gebod luisteren en daaraan gehoorzamen. Maar zal hij dan ooit weten wat zijn echte verlangen is, waar zijn begeerte naar uit gaat? Nee. Hij zal dus ook geen echte keuze maken, hij blijft een marionet in Gods spel, een personage.'
Hierop volgt een illustratie van de omgang met porno in onze samenleving, met als zijn belangrijkste bezwaar dat het wel lijkt te gaan over de begeerten van de mens, maar dat het niet echt over begeerte en verlangen gaat. (91) De leegte toont hij ook op macroniveau aan in de samenleving in het ontbreken van aansprekende verhalen en een analyse van de opkomst van populisten. De islam heeft in zijn ogen wel een verhaal, maar dat kunnen we nauwelijks pareren omdat er geen 'verhaal' meer is dat de westerse waarden draagt. Ook de kerk heeft helemaal misgekleund door in te zetten op de leer en de moraal in plaats van op het echte leven van mensen. De genade is zo opgegaan in de moraal en zorgvuldig ontdaan van z'n glans. 'De conclusie luidt dat ook de kerk geen verhaal meer heeft omdat zij zich heeft uitgeleverd aan de moraal, aan de scheiding tussen goed en kwaad, als essentie van het geloof.' (134)
Dan keert de auteur wederom terug naar Augustinus om te laten zien dat geloof een domein buiten goed en kwaad is. 'Genade gaat over de scherpte van geloof die de moraal voorbij is.' (138) Over het echte leven dus, over heiligheid. Maar ook deze heiligheid moet eerst bevrijd worden uit de tentakels van de moraal. Dat doet Smalbrugge met het verhaal van Maria's zwangerschap. Het godswonder is niet dat Maria zwanger wordt, maar dat zij zich er zonder angst aan overgeeft, en in plaats van schuld en schaamte te voelen over deze onverklaarbare zwangerschap onmiddellijk de lofzang aanheft. De moraal erkent deze wezenlijke kracht van liefde en geloof niet als het domein waar het leven werkelijk tot bloei kan komen. Heiligheid heeft te maken met grenservaringen, die raken aan de pure levenskrachten, die de alledaagse dimensies van het leven te boven gaan en je als het ware boven jezelf uittillen. (154) Die heiligheid vind je helaas meer buiten dan in de kerk. Wat te denken van deze quote: 'Als er dan ook iets is dat je de kerk kunt verwijten, dan is het wel dat zij geen vindplaats meer is voor het heilige.' (160)
Dat deze opvatting van heiligheid ook een duistere en destructieve kant heeft, wordt geïllustreerd met het aangrijpende verhaal van Oedipus. Door incest en vadermoord is heiligheid geschonden. Het sterke van Oedipus is dat hij zijn angst om de waarheid onder ogen te zien, weet te overwinnen. Deze kracht zet Smalbrugge af tegen de zwakte in onze samenleving om misstanden in de zorgsector, en bijvoorbeeld het drama van Srebrenica onder ogen te zien. Hoewel zijn analyse van een aantal zaken heel scherp is, sleept de auteur er in het slothoofdstuk wel heel veel maatschappelijke vraagstukken bij.
Ten slotte. Het is een aansprekend én uitdagend boek, eloquent, scherp redenerend en zeer direct geschreven. Maar bovenal is het een pleidooi om de beklemming van het oer-Hollandse 'doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg' achter je te laten en op zoek te gaan naar het pure leven. De kracht van het boek ligt in de onthullende analyse van de werking van de moderne moraal en de hartstochtelijke aanzet de echte levenskrachten boven te laten komen. Ofwel: aan de moraal gaat de deelname aan het voortvloeiende leven vooraf. Dit is geen nieuw inzicht, maar theologisch gezien wel van groot belang. Geloof gaat niet op in een morele antropologie. Tot slot nog een keer de auteur: 'Genade is niet zoiets als vergeving na de zonde, maar de glans die een mens legt in leven en creativiteit.' (211)