Een goede buur…

Maarten den Dulk heeft met dit boek een aantrekkelijk, uitdagend en inspirerend boek geschreven. Hoewel de inhoud geen licht verteerbare kost is, is het helder van opzet en leest het gemakkelijk. En hoewel het leest als een trein, is het wellicht aan te raden het niet als treinlectuur te lezen. Neem het ter hand en ter oor in de kamers van het leerhuis. Liefst dus niet alleen, maar met collega's of gemeenteleden.

Een boek over gemeenteopbouw en kerkenwerk. Een willekeurige lezer denkt misschien: 'ach, het zoveelste in z'n soort'. Maar daar zouden we dit boek toch zeer mee te kort doen.

Den Dulk heeft goed geluisterd tijdens de vele werkgesprekken die hij heeft gevoerd met jonge predikanten en mensen die werkzaam zijn de dagelijkse praxis van het kerkenwerk. Dat zorgvuldig luisteren heeft geresulteerd in dit boek. In zijn voorwoord stelt Den Dulk dat hij een poging doet "om het beeld van de christelijke gemeente scherp te stellen. Met een praktisch doel, namelijk om het karwei dat haar is opgedragen helder te krijgen."

Even later spreekt hij van een broodnodig 'pauze nemen'. Dat is wat iedere gemeente doet in de wekelijkse kerkdienst, waarin de gemeente zich haar roeping bewust wordt.

Het boek van Den Dulk biedt een pauzeprogramma: 'het biedt de elementen aan die nodig zijn om in een zekere rust de bezinning gaande te houden op het handelen van de gemeente.'

Boek in drie punten

Die poging onderneemt hij - goed protestants - in drie stappen. Allereerst schetst hij een Plaatsbepaling (een bewustwording van de setting van de gemeente). Vervolgens komt de Opdracht (hierbij draait het om de briefing, de korte instructie voor het handelen). Ten slotte geeft hij een Rapportage (een debriefing, het verslag van de ervaring).

De Plaatsbepaling is opnieuw ingedeeld in drie delen. Hierin komen duidelijk de theologische noties van K.H. Miskotte naar voren, waar diens geestelijke onderscheiding wordt aangehaald van joden, heidenen en christenen. Den Dulk specificeert precies: de kerk heeft '(1) een Joodse aanleg en (2) een heidense aandrift, en in de interactie van beide ontstaat zoiets als (3) christelijke overlevering'. Nog nader aangeduid: de gemeente komt voort uit haar joodse basis van profeten en apostelen. Zij is in de wereld met haar praxis bezig: zij belijdt de God van Israël onder de volken. En de gemeente leest de Schriften, zoals haar Heer, Messias Jezus, dat ook deed. De christelijke gemeente is tweeledig bezig: in de kerk en in het leerhuis en daarnaast in de samenleving. Hier komt de titel van het boek naar voren, ontleend aan Handelingen 18:7, dat als het ware het program vormt van het gemeente-zijn: "een huis naast de synagoge".

De Opdracht van de gemeente maakt Den Dulk duidelijk aan de hand van een (her)lezing van de brief van Paulus aan Timoteüs. Het is een verrassende keus dat hij juist dit bijbelgeschrift naar voren brengt. Een doorlichting van het boek Handelingen bijvoorbeeld lijkt meer voor de hand te liggen.

De wijze waarop Den Dulk de brief presenteert houdt het midden tussen een gedegen exegese en een her-vertellen. Hijzelf noemt het een vrije bewerking van de tekst. Het is een spannende, intrigerende en inspirerende wijze van omgaan met de Schrift. Het is een directe poging om dat wat Paulus heeft geschreven te vertellen/vertalen voor nu. Met alle verrassende veranderingen die deze poging met zich meebrengt: zo is de rol van vrouwen prominent aanwezig in de vertelling/vertaling van Den Dulk. Hier laat zich de nauwgezetheid zien waarmee de schrijver kan luisteren en lezen. Het is een combinatie die tot een heel precies verstaan van de woorden kan leiden. Dat is ook wel nodig wanneer dit deel bestempeld wordt als 'het merg van het boek'.

De Rapportage tenslotte doet verslag van de ervaring. Hoe verrassend helder in inzichtelijk ook dit deel is, mag geïllustreerd worden aan paragraaf 3 Over het geheim van de gemeente.

Inleidend stelt Den Dulk een aantal vragen: 'het centrale oriëntatiepunt voor de gemeente is de gemeente zelf. Wat is haar naam, wat is de zin van haar bestaan en wat doet zij om haar bestaan te rechtvaardigen? Het is de vraag naar de identiteit en de daarmee verbonden levensstijl van de gemeente van Christus. Wat is het geheim van die naam en die levensstijl. En hoe kom je daar achter? Hoe vind je dat en hoe beschrijf je dat?'

Den Dulk stelt dat de vraag naar het geheim een zaak is die de gemeente zelf moet beantwoorden. 'Dat is niet gegeven aan min of meer geïnteresseerde buitenstaanders. (…) De gemeente staat en valt met het gemeenschappelijke inzicht in het geheim van haar identiteit'.

In de brief aan Timoteüs wordt het antwoord gegeven door het citeren van een lied. Hoe Den Dulk leest, horen we in zijn eigen woorden: 'wie horen wil moet zorgvuldig proeven en oefenen, tot de woorden gaan zingen en de beelden vrijkomen, waardoor men het 'ziet', of althans meent het te zien'.

Juist deze paragraaf verraadt een diepe affiniteit met poëzie en muziek. De taal is dichterlijk, de metaforen zijn ontleend aan muziek. Dit alles maakt het lezen van dit boek tot een lust.

Vragen

De gemeente waar ik sta gaat zich gaat bezinnen op wat zij als gemeente te betekenen heeft. En juist nu gaat het boek van Den Dulk opnieuw spreken. En zo hoort het ook: goede boeken lees je, neem je tot je, verwerk je zoals een koe het gras herkauwt, totdat deze aandachtige bezigheid een geheel eigen resultaat oplevert.

Het boek stelt mijzelf voor vragen: hoe bezinnen wij ons op het geheim van de gemeente? Hoe verwoord ik die wanneer ik wekelijks als voorganger meedoe in de kerkdienst? In hoeverre is ook onze gemeente 'een huis naast de synagoge'?

Het is een uitdagende en inspirerende wijze van schrijven die Maarten den Dulk zich eigen heeft gemaakt. Nu deze voormalig Leidse hoogleraar met emeritaat is gegaan, mogen we hopen op meer van dit kostelijke en kostbare levensonderhoud.


Maarten den Dulk, Een huis naast de synagoge. Herlezing van de brief aan Timoteüs met het oog op de gemeente. Zoetermeer 2000