Hij voert ze naar buiten...

Het is in deze tijd van niet aflatende kerkverlating, binnenkerkelijke identiteitscrises en veel overleg over kerkorganisatorische problemen een ware verademing om een klein maar fijn geschrift te lezen over een onderwerp waar het in de kerk nou allemaal om begonnen was: de roeping en opdracht van gemeente en kerk.

Dat geschrift heet Coming Out. Een heerlijke titel met veel betekenissen en associaties. En ook de ondertitel maakt nieuwsgierig: gezochte gesprekken over apostolaat als uitkomst voor de kerk, waarmee nog een laag in de titel wordt aangeduid. De redactie vroeg mij om een reactie op het boekje. Als relatieve buitenstaander, althans vanuit het perspectief van de groep van redactie en lezers van Michsjol. Want het onderwerp, kerk en apostolaat, houdt me al veel langer bezig. Als 'gewone' hervormde, opgegroeid onder het omen van artikel 8, werkzaam geweest in de Amsterdamse praktijk van kerkelijke gemeente en stad en in mijn werk als missionair predikant verbonden aan de landelijke (SoW) kerk.

Zwanger

En, inderdaad. Berthil Oosting heeft in zijn bijdrage gelijk: apostolaat is een begrip zwanger van betekenissen en geschiedenis. Inderdaad, apostolaat is aantrekkelijk, beladen en verwarrend tegelijkertijd. Maar de redactie van Michsjol kiest in het begin al voor een heldere afbakening: het moet wederom anders. Insteek is het contact met mensen die van kerk en evangelie vervreemd zijn. En wat blijkt: een nieuwe tijd vraagt om een nieuwe aanpak. Van gepreekt getuigenis naar gezochte gesprekken. Dat mag je althans opmaken uit de nieuwe definitie die de Michsjol projectgroep Apostolaat erover neerzet: "In het apostolaat concentreert de kerk zich op het gesprek over de krachten die de veranderingen in onze samenleving (op verschillende niveaus: bijvoorbeeld politiek, economisch, cultureel, sociaal) aansturen."

In de bijdrage van Berthil wordt heel duidelijk wat de achtergrondervaringen zijn waarop deze definitie, waar de oude Van Ruler toch zeker van wakker zou liggen, op gebaseerd is: zijn werk als arbeidspastor in het project Arbeidsvitaminen. Overigens is dat project mij zeer bekend en ook in dat opzicht blijk ik steeds minder een buitenstaander.

Flexibilisering

Het roer moet om in de gemeente, aldus de projectgroep, noodzakelijk om als een Gideonsbende zich te weer te kunnen stellen tegen de totale flexibilisering die zich op allerlei terreinen in de samenleving voltrekt. Wat nieuw is: het uitgangspunt voor het apostolaat ligt niet in de groepscohesie, grote verhalen, samenhangende voorgegeven gedachten en ideeën of zelfs maar in een vaststaand geloof van gemeenteleden. Nee, apostolaat is daar waar het gesprek gaat over dagelijkse activiteiten, zowel buiten als binnen de empirische kerk. Geloof en leven, of beter leven en geloof worden op een nieuwe, niet vrijblijvende manier aan elkaar verbonden. Een nieuwe kans voor de gemeente, een nieuwe kans voor deze wereld. Een kans ook om het apostolaat van de kerk opnieuw gestalte te geven.

Verleidelijk

Het is heel verleidelijk om in dit artikel in te gaan op de stelling van de projectgroep en als het ware een volgende bijdrage aan het boekje toe te voegen. Ik kies een andere insteek. Misschien is het zinvoller om vanuit het perspectief van mijn werk als beleidsmedewerker bij de missionair-diaconale afdeling van de SoW-kerken een paar kanttekeningen te zetten bij de bijdragen, die op de studiedag klonken. Wat kunnen we ermee? Welke inzichten zijn waardevol voor de ontwikkeling van een missionaire kerk om dat vreemde pleonasme toch maar weer te gebruiken, want is de gemeente niet vanuit haar eigen aard en roeping apostolair? Overigens schrijf ik dit artikel op persoonlijke titel!

Basisdocument

Allereerst een paar opmerkingen bij het basisdocument van de projectgroep. Wat me zeer aanspreekt is de dynamiek die uit de definitie spreekt. We zitten niet langer bij onze theologische pakken en interne kerkelijke strijden neer, nee, de kerk zoekt contact, neemt mensen in hun snel veranderend bestaan serieus, staat midden tussen de vragen en de krachten waar mensen mee worden geconfronteerd. De kerk staat niet aan de zijlijn, in een academische positie. De kerk gaat uit van mensen en ook zelf is haar voorlopig niets menselijks vreemd. De kerk is relevant op twee manieren: voor mensen en vanwege haar belijden. Wat ik hieruit leer is dat iedere inspanning die kerk (en gemeente) in onze postmoderne context levert relationeel en dialogisch is. Alleen zo kunnen kerk en gemeente relevant zijn.

Wat me echter enigszins tegenstaat in de definitie is het gesprekkerige. Alsof er in de missionaire praktijk in de afgelopen jaren niet volop ook op andere manieren gecommuniceerd is: symbolen, kunst. Daarover zegt Lenie van Reijendam in haar artikel erg behartenswaardige dingen!

Wat ik verder in de nota mis is de doordenking wat de uiteindelijke consequentie van dit nieuwe hermeneutisch proces is voor het zelfverstaan van de kerk als theologische entiteit en als empirische gemeenschap. Gelukkig worden die nuances wel aangebracht in de verhalen van Rochus Zuurmond en op een andere manier ook weer door Bert Hoedemaker. Met andere woorden: het zou met de bijdragen van Zuurmond en Hoedemaker goed zijn na te gaan wat deze nieuwe deze relationaliteit, deze dialogische attitude in het krachtenveld van veranderingen uiteindelijk voor consequentie heeft voor de theologische en de empirische gestalte van kerk en gemeente. Het is ook opmerkelijk dat in de toelichting op de definitie nu juist aan dit aspect voorbij wordt gegaan. Is dat bewust of wordt de kerk en haar belijden in haar vele gestalten toch als een onveranderlijk gegeven aanvaard? Zijn we in dit opzicht toch niet verder dan Van Ruler?

Misschien zouden we, ook gezien de bijdragen van Zuurmond en Hoedemaker, in de definitie meer ruimte moeten scheppen voor het uiteindelijke Subject, waarmee de kerk in dit hermeneutisch proces (lijdend) voorwerp wordt in twee betekenissen.

Heilzaam

Met deze opmerking kom ik al uit bij de bijdrage van Berthil Oosting, die van groot belang is voor het nadenken over de ontwikkeling van een missionaire kerk. Dat is zich te realiseren dat ook de kerk als gemeenschap niet ontkomt aan de processen van flexibilisering (en de daaronder liggende processen van globalisering, economisering, individualisering en fragmentarisering)!

Wat ik verder vanuit mijn beroepsmatig perspectief buitengewoon waardevol vind in de bijdrage van Berthil ligt verborgen in een zinnetje op pagina 17: "In haar concentratie op de flexibilisering zoekt de gemeente naar het onderscheid tussen de heilzame en onheilzame tendensen in dit krachtenveld." Hierin zit de eschatologie inclusief de heilsverwachting al besloten. Of iets al dan niet heilzaam of niet heilzaam is, is van daaruit te bepalen. Maar, is dan wel mijn vraag, weet de empirische kerk (ervan uitgaande dat zij trouw is aan haar mandaat, zie Zuurmond) juist in dit krachtenveld werkelijk te bepalen wat wel of niet heilzaam is? Met andere woorden: waar ligt de ultieme toets?

Wat me als werker in de zending ook zeer aanspreekt is het gegeven dat het gesprek moet gaan over de dagelijkse activiteiten. Niet alleen om theologische redenen. Wij doen in ons werk steeds weer de ervaring op dat deze insteek ook godsdienstpsychologisch en communicatief van wezenlijk belang is, zeker in deze tijd van individualisering. Verbinding van leven en geloof als voorwaarde voor een begin van apostolaire attitude! Anders wordt het gesprek en de andere communicatie alleen maar zeer abstract.

Bijbels-theologisch

In de bijdrage van Rochus Zuurmond wordt al een eerste antwoord gegeven op mijn problemen met de onhelderheid over de consequenties voor 'kerk' en belijden in het kader van de nieuwe aanpak. Zijn bijdrage is zeer verhelderend. Overigens merken we in ons werk dat een bijbels-theologische fundering van missionair-diaconale grondwoorden van wezenlijk belang is om in het krachtenveld nog tot enige toetsing en in ieder geval minder verwarring te komen. Hoewel ik de bijbels-theologische analyse van Zuurmond deel en waardeer, proef ik in zijn bijdrage ook een gevaar. Aan het eind van zijn betoog doet hij een oproep ons toch vooral allereerst op schrift en traditie te concentreren en dan pas naar buiten gaan. Helaas zijn er teveel gevallen bekend van kerken en gemeenten die er vervolgens nooit meer op uit trekken.

Eschatologie

Hoedemaker bewaart ons daar gelukkig voor, door in zijn apostolaatsdefinitie het wezensbelangrijke element van de eschatologie in te voeren. Bij Rochus Zuurmond lijkt met die notie een beweging terugwaarts te maken te hebben, bij Hoedenaker schept ze een helder referentiekader in het beloofde heil. Ik denk dat een missionaire kerk niet anders kan, dan gezet te worden op het eschatologische spoor: hierin ligt haar identiteit en nergens anders in. Hoedemaker zegt dat zeer pregnant op blz. 33: "De kerk neemt de wereld, inclusief zichzelf, waar in het teken van een komende verzoening en eenwording van de mensheid." Probleem bij deze typering vind ik echter wel de ideaaltypische aanduiding. Ook in deze definitie is niet duidelijk met welke gestalte van de kerk we te maken hebben. Ik zou deze uitspraak namelijk, juist in het kader van de nieuwe krachtenvelden, zeker niet kunnen toepassen op de empirische gestalte van de kerk. Mijn probleem met Hoedemakers bijdrage is verder, ondanks zijn zeer scherpe en rake analyse, de toch iets te academische attitude. Wat dat betreft vind ik de definitie van Michsjol voorlopig concreter en meer werkbaar, worden de werkelijkheid en de identiteit binnen de nieuwe hermeneutische methodiek op een meer directe manier op elkaar betrokken.

Verandering

Tot slot heeft de bijdrage van Lenie van Reijdendam me toch ook weer verrast: hoezo verandering en vernieuwingen (veranderen we als kerk echt wel aan het apostolaat?) zegt ze. Dit brengt me bij de vraag of de analyse die ten grondslag ligt aan de definitie van de projectgroep wel compleet genoeg is. Is het allesoverheersend begrip als verandering wel adequaat en dekkend genoeg als verklaringskader en samenlevingsanalyse? Misschien een onderwerp voor een missionair-diaconale studie? Heerlijk vond ik de opmerkingen van Lenie over de kunst van het zwijgen. Dat bracht me op de gedachte dat er nog meer valt te zeggen over de kwaliteit van het gesprek dat in de definitie beoogd en toegelicht wordt. Voor mij zijn ook dit zeker allemaal leerpunten voor het nadenken over de ontwikkeling van het missonair-diaconaal kerkzijn.

Natuurlijk: er is nog veel meer te zeggen over dit boekje. Zoals we al eerder zeiden, het woord apostolaat roept veel op, heel veel. Alleen het feit dat dat hier gebeurt in en rond dit tijdschrift vind ik een teken van hoop. Mensen worden blijkbaar steeds weer in steeds nieuwe contexten en van generatie op generatie op het spoor van het Rijk gezet. Alleen dat al is een gesprek waard vanuit het besef dat Hij ze naar buiten voert, totdat Hij komt... Ik ben benieuwd naar de volgende nummers van dit avontuurlijke tijdschrift.


Derk N. Stegeman (red.), Coming Out. Gezochte gesprekken over apostolaat als uitkomst voor de kerk. Michsjol, jrg 8, nr. 3, Amsterdam/Brussel 1999.

Zie ook: