Beelden als bronnen van theologie

Dat het oog ook wat wil, gestreeld wil worden, daarvan waren de schrijver en de uitgever klaarblijkelijk diep doordrongen bij het uitgeven van dit boek.1 Het ziet er erg mooi uit. In Wat het oog heeft gezien staan zestien schilderijen centraal en er is gelukkig niet op de ruimte beknibbeld wat de afbeelding van deze schilderijen betreft. Aan het begin van ieder hoofdstuk staat het betreffende schilderij paginagroot in zwart-wit afgebeeld en in het midden van het boek staan de afbeeldingen even groot en in kleur nog eens bij elkaar. Daarnaast staan in de kantlijn bij de teksten vaak details uit de kunstwerken uitgelicht. Leuk is ook dat bijna ieder hoofdstuk opent met een charmant verluchte initiaal. Alleen bij hoofdstuk 10, getiteld Een administratieve vergissing ontbreekt deze 'startkapitaal' plotseling en gek genoeg mis je die vrolijke versiering dan ook echt. De zestien schilderijen welke door Barnard werden uitverkoren hebben hun plekje in dit boek veroverd doordat ze hem deden denken aan, of misschien iets lieten zien van een van de noties van de apostolische geloofsbelijdenis. De apostolische geloofsbelijdenis heeft in dit boek in de eerste plaats dienst gedaan als een soort selectiecriterium voor de schilderijen: bij elk van de vijftien noties van het credo een schilderij. De hoofdstuk indeling volgt het credo dan ook op de voet:

Hoofdstuk 1 - Ik geloof
Hoofdstuk 2 - in God de Vader, de Almachtige,
Hoofdstuk 3 - Schepper van hemel en aarde;
Hoofdstuk 4 - En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here,
Hoofdstuk 5 - die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, etc.

Een dergelijke inhoudsopgave doet vermoeden dat het hier gaat om een geïllustreerd commentaar op het credo. Maar daar is het Barnard niet om begonnen. Hij heeft een veel grootser project op het oog. Hij gaat er van uit dat iedere tijd en iedere theologie of filosofie haar eigen icoon heeft en hij wil schilderijen, net als teksten, gebruiken als bronnen van theologie. Hij leest de theologie van het schilderij. Aan de hand van de wisseling in perspectief, de grootte van de uitgebeelde personen, het gebruik van kleuren en door middel van de analyse van de symboliek en de beweging in een beeld zoekt Barnard naar de theologische betekenis daarvan.

Zijn uitgangspunt voor dit boek is dus niet het credo geweest; hij is begonnen bij de schilderijen. Dat wordt direct duidelijk als je begint te lezen. In het eerste hoofdstuk getiteld Singendes Blau - ik geloof, verwachtte ik zelf min of meer een verhandeling over geloven. Niets was minder waar. Monochrome Blue van Yves Klein is het schilderij dat centraal staat in het eerste hoofdstuk, dit is een schilderij dat louter bestaat uit een egaal paarsblauw vlak (ultramarijn). Het hoofdstuk begint met een gedicht van Hans Arp over de kleur blauw en met een verhandeling over de sensatie van het abstracte blauw. In deze eerste paragraaf vertelt Barnard wat voor uitwerking dit blauw op de toeschouwer heeft, hoe het hem omstroomt als een aan- en afspoelende blauwe zee. In de volgende paragraaf schrijft hij iets over de achtergrond van Klein, over diens religieuze wortels en zijn pogingen materie te vergeestelijken en te abstraheren.

Ook constateert Barnard dat het monochroom2 de schilderkunst in een paradox brengt: "Er is niets meer te zien. Het is de kunst van een blinde." In de volgende paragrafen gaat het dan over blindheid in geloof en cultuur, de blindheid van Jacob (de aartsvader) en de blindheid van Borges (de Argentijnse schrijver en dichter) en pas dan stuiten we op een paragraaf over geloven: Geloven: leren dat wat voor ogen is, het laatste niet is. Barnard besluit hoofdstuk 1 met een paragraaf getiteld Spanning in het blauw: belofte en werkelijkheid, waarin hij ingaat op het verschil en op "het geheimzinnige verband dat bestaat tussen de macht van het International Klein Blue en de kracht van Gods belofte".

De gang die Barnard in het eerste hoofdstuk maakt is typerend voor het hele boek. In ieder hoofdstuk weer laat Barnard ons allereerst eens goed naar het schilderij kijken, daarbij haalt hij een gedicht aan, of een citaat en vertelt hij wat hem zelf opvalt. Hij volgt zijn eigen associaties die ergens een link hebben met het credo en die voortkomen uit zijn eigen uitleg van de bijbel en vervolgens plaatst hij het schilderij en de schilder in hun eigen tijd en tegen de achtergrond van de in die tijd heersende theologie. Dat zijn de elementen die steeds terugkeren. Daarbij houdt hij zijn eigen visie op het schilderij en zijn eigen theologie en de theologie of filosofie van de schilder goed uit elkaar. Hij laat die twee met elkaar in gesprek gaan en hij steekt daarbij zijn eigen voorkeur voor en ongemak bij bepaalde schilderijen niet onder stoelen of banken, maar hij laat de verschillende visies naast elkaar staan, zoals ook de beelden naast elkaar in een boek staan; beelden die toch heel verschillend zijn.

Al met al is het een boek vol verrassingen. Barnard bedrijft inderdaad zoals hij beoogd heeft theologie aan de hand van schilderachtige bronnen, niet op een systematische manier, maar associatief. Hij schrijft over de wederopstanding des vleses naar aanleiding van twee schilderijen van Picasso, over de hemelvaart via een schilderij van Miró en over Jezus Christus als harlekijn via een film van Fellini. Moeiteloos springt Barnard van de ene theologische locus op de andere en moeiteloos danst hij door de eeuwen en door Europa heen: van de 20e eeuw in Frankrijk (Klein), via de 17e in Nederland (Rembrandt), naar de 15e in Rome (Michelangelo), om dan via de 20e eeuw in Italië (Fellini) en de 14e eeuw in Florence (Fra Angelico en nog via Giotto, Miró, Gislebertus, Masaccio, Picasso en een aantal anoniemen), in het laatste hoofdstuk in Blinde extase - eeuwig leven te geraken, met Vincent van Gogh, aan het eind van de apostolische geloofsbelijdenis.

Hermeneutisch gezien is het een hoogst gecompliceerde onderneming die Barnard onderneemt. Hij heeft niet alleen te maken met de geschiedenis van de exegese en de theologie bijvoorbeeld, maar ook met de zelfstandige ontwikkeling van de kunsten. Hij heeft niet alleen te maken met wat geschreven staat en gehoord wordt en werd, ook wat gezien en geschilderd werd doet er toe in dit verband. Barnard stelt dan ook niet alleen de vraag: wat hoorde men toen in de Schrift en wat horen wij nu, maar ook de vraag: wat zag men toen en wat zien wij nu en bovendien: wat komt er in mijn hart op bij het zien van deze beelden en met de Schriftwoorden in mijn oren (I Kor. 2:9)? Woord en beeld liggen niet zo ver uit elkaar als wij (vooral wij protestanten) wel willen geloven, lijkt hij te willen zeggen. En de verluchte initialen en de gedichten in het boek lijken dat nog eens te onderstrepen. De gedichten als beeldende woorden en de 'startkapitalen' als letterrijke beelden plaatsen een vraagteken bij een al te stringente waterscheiding tussen woord en beeld, het horen en het zien.

Het moge duidelijk zijn dat ik een ieder dit boek ten zeerste zou willen aanbevelen. Het biedt een ander perspectief op het credo en daarmee lijkt het mij een heel praktisch boek om te gebruiken bijvoorbeeld ter ondersteuning in de belijdenis-catechisatie, of gewoon om wat ideeën op te doen voor je christologie paper.

Tenslotte: behalve dat dit boek leuk is om te lezen en eventueel ook nog erg nuttig, is het ook een boek voor mensen die houden van 'plaatjes kijken'. Al plaatjes kijkende kwam ik er bijvoorbeeld met een schok achter dat de scheppende God van Michelangelo een erectie heeft... Waarom ook niet, een God zo mensvormig (manvormig) als die van Michelangelo en bovendien een God zo mannelijk met z'n wapperende baard en z'n gespierde lijf - hoe zou zo'n God tijdens zijn scheppingsdaad nou geen erectie hebben? Gaat dat zien!

Michelangelo - Schepping
klik op afbeelding voor een detailopname (website Vaticaans Museum)

 


Noten

  1. Marcel Barnard, Wat het oog heeft gezien. Verbeelding als sleutel van het credo. Zoetermeer 1997.
    In de titel van het boek verwijst Barnard naar wat Paulus schreef aan de Korintiërs : "Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. Maar aan òns heeft God het geopenbaard door de Geest." (I Kor. 2:9). Dit boek gaat over wat het oog wel degelijk heeft gezien of geschouwd, wellicht door de Geest Gods en in ieder geval "door een spiegel, in raadselen" (I Kor. 13:12).
  2. Een monochroom is een schilderij dat slechts één kleur vertoont.